Eerst aspecifiek: snelle afweer tegen meerdere soorten infecties Fagocyten/macrofagen merken aanwezigheid lichaamsvreemde stof en ruimen deze op. Hierbij wordt bacterie ingesloten en opgeruimd mbv lysosomale enzymen.
Slide 6 - Tekstslide
Specifieke afweer
Specifiek = gericht op één enkele soort ziekteverwekker
cellen: T-lymfocyten en B-lymfocyten
stamcellen in rode beenmerg, thymus, lymfekonopen, milt
miljoenen verschillende typen met elk hun eigen type receptor
Slide 7 - Tekstslide
Antigeen
Specifieke afweer betekent dat er gereageerd wordt op een antigeen. Het antigeen kan zijn een:
eiwit op de eiwitmantel van een virus,
eiwit in de celmembraan van een bacterie,
gif dat je binnenkrijgt door een slangenbeet.
eiwit op membraan van een parasiet
eiwit op een cel van een donororgaan
Slide 8 - Tekstslide
Een macrofaag heeft zelf ook eiwitten op zijn buitenoppervlak:
MHC receptoreiwitten.
Macrofaag breekt antigeen van de bacterie af en kleine stukjes komen op het MHC eiwit en worden zo gepresenteerd. Macrofaag wordt zo een antigeen presenterende cel (APC).
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Start specifieke afweer
Specifieke afweer wordt gestart doordat een APC in lymfe komt. Hierdoor worden lymfocyten geactiveerd en gaan zich delen.
Twee typen lymfocyten:
T-cellen
B-cellen
Slide 11 - Tekstslide
T-lymfocyten
Vernietigen cellen met het gepresenteerde antigeen.
Er wordt ook een T-geheugencel gevormd.
Dit heet cellulaire afweer.
Slide 12 - Tekstslide
B-lymfocyten
Na activatie gaat B-cel zich delen, waarbij B-geheugencellen gevormd worden en plasmacellen. Plasmacellen maken antistoffen, die binden aan het antigeen van de ziekteverwekker: humorale afweer
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
na de infectie
De plasmacellen verdwijnen, alleen geheugencellen blijven achter.
Bij nieuwe infectie: snel antistoffen maken, je bent immuun geworden, doordat je antistoffen kunt maken vóór je ziek wordt.