B1b Nederlands - Blok 1 - Spelling

BB: Blok1 - Spelling - klinkers en medeklinkers
Doel:
ik kan / weet:
- klinkers en medeklinkers herkennen.
- weet wat het verschil is tussen korte klanken en lange klanken.
- herken de ik-vorm en de stam van verschillende werkwoorden.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

BB: Blok1 - Spelling - klinkers en medeklinkers
Doel:
ik kan / weet:
- klinkers en medeklinkers herkennen.
- weet wat het verschil is tussen korte klanken en lange klanken.
- herken de ik-vorm en de stam van verschillende werkwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Klinkers, medeklinkers en tweeklanken


  1. Er zijn vijf klinkers: a,e,i,o,u ( de y is soms een klinker en soms een medeklinker)
  2. Er zijn veel medeklinkers: b,c,d,f,g,h,j,k,l,m,n,p,q,r,s,t,v,w,x
  3. Er zijn acht tweeklanken: au,ei,eu,ie.ij,oe,ou,ui

Slide 2 - Tekstslide

Regel: korte klank,
je schrijft twee medeklinkers.
Een zus: twee zussen. Bedenk zelf ook een voorbeeld.

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Blok 1  Spelling
Doel:
Ik kan / weet:
- klinkers en medeklinkers herkennen.
- weet wat het verschil is tussen korte klanken en lange klanken.
- herken de ik-vorm en de stam van verschillende werkwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Lange klank
Tekst
bed
Korte klank
put
stuur
pet
vuur

Slide 6 - Sleepvraag

Vul de volgende zin in.
Met klinkers kun je.......en......maken
A
klankgroep
B
klinkers en medeklinkers
C
korte en lange klanken
D
klinker

Slide 7 - Quizvraag

In welk rijtje staan alleen maar medeklinkers?
A
abcdef
B
aeiouy
C
kljpnm
D
ghftre

Slide 8 - Quizvraag

1. Het schooljaar is weer van staart / start gegaan.
A
staart
B
start

Slide 9 - Quizvraag

2. Ik drom / droom van een vakantie op een cruiseschip.
A
drom
B
droom

Slide 10 - Quizvraag

3. Ik ga dan aan boord / bord met mijn beste vriendin.
A
boord
B
bord

Slide 11 - Quizvraag

4. De kok / kook maakt het lekkerste eten voor ons.
A
kok
B
kook

Slide 12 - Quizvraag

5. We doen alles wat normaal niet maag / mag
A
maag
B
mag

Slide 13 - Quizvraag

6. Lekker lat / laat naar bed gaan, bijvoorbeeld.
A
lat
B
laat

Slide 14 - Quizvraag

7. Niemand die boos / bos op ons wordt.
A
boos
B
bos

Slide 15 - Quizvraag

8. Dan is het gedaan met de slap / slaap.
A
slap
B
slaap

Slide 16 - Quizvraag

9. Ik baal / bal ervan dat dit geen werkelijkheid is.
A
baal
B
bal

Slide 17 - Quizvraag

sleep het woord naar de juiste kant.
a
aa
tom...t
vert...ling
gem...kt
k...ping
afh...ken
aren...
v...der
zw...nen
m...tschappij
fat...l

Slide 18 - Sleepvraag

Sem ging met zijn m...ten vissen.

Slide 19 - Open vraag

Tigo lust die n...ten eigenlijk niet.

Slide 20 - Open vraag

Doe jij die chips in een b...k?

Slide 21 - Open vraag

Zoë geeft niet veel om zulke f...sten.

Slide 22 - Open vraag

Soms steken wij k...rsen aan voor de gezelligheid.

Slide 23 - Open vraag

Wij dragen w...nten om onze handen lekker warm te houden.

Slide 24 - Open vraag

Noteer de stam van de volgende werkwoorden:
1. gooien
2. worden
3. bespotten
4. knallen
5. vervelen
6. vergissen
7. zagen
8. verlaten
9. snuiven
10. verliezen

Slide 25 - Open vraag

wat weet je nu:
Wat klinkers zijn
Wat medeklinkers zijn
Lange- en korte klanken

Slide 26 - Tekstslide

Maken
Opdrachten 21, 22, 23
samen maken 24 

Slide 27 - Tekstslide