Les 2 ‘Het begeleiden van een student / inwerken nieuwe collega

Leerstijlen verder bekijken
Doener
Een doener leert het beste door dingen te doen. Je hebt een voorkeur voor bijv. praktische opdrachten, stage, maken van een collage, discussies.
Je wil het liefst korte instructie en dan zelf aan de slag.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerstijlen verder bekijken
Doener
Een doener leert het beste door dingen te doen. Je hebt een voorkeur voor bijv. praktische opdrachten, stage, maken van een collage, discussies.
Je wil het liefst korte instructie en dan zelf aan de slag.

Slide 1 - Tekstslide

Dromer/ beschouwer
Een dromer leert het beste door dingen te zien. Je wilt graag ervaring op doen. Je bent goed in het bedenken van oplossingen.
Je werkt graag in groepjes, bent creatief
en krijgt graag feed back

Slide 2 - Tekstslide

Denker
Een denker leert het beste door dingen te zien en er dan over na te denken. Je wil graag veel informatie en je wil begrijpen hoe dingen werken. Je bent goed in theorie, je kunt goed dingen 
samenvatten. 
Je hebt het liefst goed uitleg en stelt dan vragen.

Slide 3 - Tekstslide

Beslisser
Een beslisser leert het beste door dingen toe te passen in voorbeelden uit de praktijk. Je denkt graag na over het oplossen van problemen/ vraagstukken. Je bent goed in plannen en je werkt graag met duidelijke overzichten.

Slide 4 - Tekstslide

De Leerstijlen van Vermunt
Betekenisgericht: 
Mensen die op deze manier leren, zijn nieuwsgierig en willen echt begrijpen wat ze leren. Ze zoeken naar verbanden tussen nieuwe informatie en wat ze al weten. Ze denken diep na over de stof en vragen zich vaak af: 'waarom is dit zo?'

Toepassingsgericht: 
Mensen met deze leerstijl leren door te doen en te oefenen. Ze vinden het belangrijk dat wat ze leren in de praktijk toegepast kan worden..



Slide 5 - Tekstslide

De Leerstijlen van Vermunt
Reproductiegericht: Deze leerstijl is vooral gericht op het uit het hoofd leren van informatie. Mensen die op deze manier leren, proberen informatie te onthouden door het vaak te herhalen. Ze vragen zich vaak af: 'wat moet ik onthouden?'

Ongericht: Deze leerstijl wordt gekenmerkt door een gebrek aan specifieke strategieën en motivatie om te leren. Mensen met deze leerstijl hebben vaak moeite om te concentreren op de leerstof en kunnen snel afgeleid zijn.

Slide 6 - Tekstslide

2 Vermunt http://www-sz.service.rug.nl/bss/so/topics/tests/ils.htm

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

COMPETENTIE PROFIEL
OPDRACHT: Over welke competenties moet een  vp beschikken qua werkbegeleiding
Adres : LWP

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Communicatie?

Slide 20 - Tekstslide

Het lezen van een informatiebrochure
Intakegesprek met een patient 
Chat in een groepsapp
Eenzijdige communicatie 
Tweezijdige communicatie 
Meerzijdige communicatie 

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is communicatie?
A
Het gebruiken van taal
B
Het interpreteren van een boodschap
C
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
D
Het begrijpen van een boodschap

Slide 22 - Quizvraag

Welke vorm van communiceren kennen we?
A
Direct en indirect
B
Eenzijdig en meervoudig
C
Chatten en praten
D
Groepsgesprekken en persoonlijke gesprekken

Slide 23 - Quizvraag

Verbale communicatie is het communiceren zonder woorden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Noem drie voorbeelden van verbale communicatie
A
Praten, fluisteren en schreeuwen
B
Praten, logboek en e-mail
C
Boos kijken, praten en logboek

Slide 25 - Quizvraag

Het overdragen van informatie gaat vaak via een medium. Kies uit de lijst de media die kunnen zorgen voor het overdragen van informatie.
A
Folder en krant
B
Televisie en gesprek
C
Whatsapp en e-mail
D
Gebarentaal

Slide 26 - Quizvraag

De arts hoort niet wat de verzorgende vraagt, omdat ze vlak bij een piepende monitor staat. Er is sprake van...
A
Een communicatieprobleem
B
Communicatieruis
C
Een communicatiestoornis

Slide 27 - Quizvraag

Had je dat niet wat subtieler aan kunnen pakken? is een
A
Suggestieve vraag
B
tegenvraag
C
Verduidelijkingsvraag
D
Confronterende vraag

Slide 28 - Quizvraag

Waarom vraag je dat? is een
A
Tegenvraag
B
Verduidelijkingsvraag

Slide 29 - Quizvraag

In de communicatie wordt vaak gesproken over OMA thuislaten. Waar staat deze afkorting voor?
A
oorzaken, manieren en adviezen
B
opnames, moetjes en aanvullingen
C
oplossingen, maatregelen en aanwijzingen
D
oordelen, meningen en aannames of ongevraagde adviezen

Slide 30 - Quizvraag

Een regel in de communicatie is dat je ANNA meeneemt in een goed gesprek. Waar staat de afkorting ANNA voor?
A
Altijd Noemen, Nooit Aanwijzen
B
Altijd Navragen, Niet zomaar Aannemen
C
Altijd Nemen, Niet Afgeven
D
Altijd Nagaan, Niet Afgaan

Slide 31 - Quizvraag

totale communicatie

Slide 32 - Tekstslide

totale communicatie
Alles inzetten om de communicatie met de medemens optimaal te laten verlopen.

Slide 33 - Tekstslide

Zintuigelijke beperking
Een zintuigelijke beperking betekent dat een of meerdere zintuigen niet of onvoldoende werken dit zijn o.a.
        - visuele beperkingen
        - auditieve beperkingen

Slide 34 - Tekstslide

welke problemen komt iemand
met
een visuele beperking tegen?

Slide 35 - Woordweb

begeleiding van cliënten met een visuele beperking
- Duidelijke communicatie; laat weten dat je er bent en dat je weggaat, vertel wat je gaat doen
- Praat rustig en helder
- Vertel wat je ziet hoe de ruimte eruit ziet
- Zorg voor vaste structuur, alles op dezelfde plek
- Vaste oriëntatiepunten, verplaats het de meubels niet
- Spreek mensen bij de naam aan

Slide 36 - Tekstslide

Slechthorendheid of doofheid betekent dat mensen niet alle geluiden meer kunnen horen of totaal doof zijn
- sociale situaties
- moeite met taalverwerving
- Doordat de taalverwerving langzamer gaat, is er vaak ook een       kennisachterstand 
- verschil tussen doofheid vanaf geboorte en doofheid op                 latere leeftijd 
 

Slide 37 - Tekstslide

begeleiding van cliënten met een auditieve beperking
- Neem de tijd voor de communicatie
- kijk de cliënt aan
- Maak gebruik van zien, voelen om informatie over te dragen
- Spreek duidelijk maar niet luider dan gewoonlijk
-  Schrijf lastige woorden op
- zorg voor rustige omgeving zonder achtergrond geluiden 
- Communiceer helder, korte zinnen, een onderwerp tegelijk
- gebruik hulpmiddelen

Slide 38 - Tekstslide

- Niet van achter benaderen
- Bewust een boodschap overbrengen (even snel iets zeggen in het                       voorbijgaan wordt gemist)
- Bij doof geboren cliënten is gebarentaal hun eerste taal en is gesproken en     geschreven Nederlands de tweede taal.

Slide 39 - Tekstslide

Doofblind; DRIEDELING 

  • doofblind vanaf de geboorte
Contact leggen en communicatie zijn de eerste grote uitdagingen.
  • doofblind worden op jonge of volwassen leeftijd
Dit is een ingrijpende verandering, die vaak geleidelijk optreedt en grote gevolgen heeft voor zelfstandigheid en participatie.
  • doofblind worden op oudere leeftijd
Dit wordt ook wel ouderdomsdoofblindheid genoemd. Doofblind worden vergt veel aanpassingen en ondersteuning kan nodig zijn om de zelfstandigheid, activiteiten en sociale contacten te behouden.

Slide 40 - Tekstslide

BEGELEIDING
- voelen als manier van communicatie

- Hou er rekening mee dat elke cliënt anders is, stem je                      communicatie af op de cliënt. 
- Werk met verwijzers, duidelijke voorwerpen die een vaste               betekenis hebben.

Slide 41 - Tekstslide