Een vraag stellen 2

Een vraag stellen
  1. zonder vraagwoord
  2. met vraagwoord
H6 - Grammatica D - Blz. 81
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Een vraag stellen
  1. zonder vraagwoord
  2. met vraagwoord
H6 - Grammatica D - Blz. 81

Slide 1 - Tekstslide

Je zet een vraagteken achter de zin
Tu habites à Venlo.
Tu habites à Venlo ?

1- zonder vraagwoord


Slide 2 - Tekstslide

Maak deze zin vragend:
Il habite à Arnhem.
A
à Arnhem il habite ?
B
Il habite à Arnhem?

Slide 3 - Quizvraag

Maak vragend:
Tigo va à l'école.
A
Tigo va à l'école?
B
Tigo va à l'école.

Slide 4 - Quizvraag

2- met vraagwoord

welke vraagwoorden zijn er?

où                              =          waar                   

comment               =          hoe                 

quand                     =           wanneer

combien de          =           hoeveel

pourquoi                =           waarom
qui                             =          wie
qu' est-ce que      =          wat

Slide 5 - Tekstslide

Où=waar
Tu habites ?  (Waar woon jij?)


Slide 6 - Tekstslide

quand=wanneer
quand tu vas manger? (Wanneer ga je eten?)

Slide 7 - Tekstslide

Comment=hoe
comment tu t'appelles ? (Hoe heet jij?)



Slide 8 - Tekstslide

Combien=hoeveel
 Tu manges combien de fruits par jour? 
(Hoeveel fruit eet je per dag?)

Slide 9 - Tekstslide

Qu'est-ce que=wat
Qu'est-ce que tu fais? (Wat doe jij?)

Slide 10 - Tekstslide

Qui=wie
 qui est la fille blonde là-bas? (Wie is dat blonde meisje daar?)

Slide 11 - Tekstslide

quand
comment
combien
Pourquoi
Qui
Qu'est-ce que
waar
wanneer
hoe
hoeveel
Waarom
Wie
Wat

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe vertaal je: Quand?

Slide 13 - Open vraag

Hoe vertaal je: Comment?

Slide 14 - Open vraag

Hoe vertaal je: Où?

Slide 15 - Open vraag

Hoe vertaal je: Pourquoi?

Slide 16 - Open vraag

Hoe vertaal je: Qui?

Slide 17 - Open vraag

Hoe vertaal je: Combien?

Slide 18 - Open vraag

Kies uit:
..... est la blonde fille?
A
Qui
B
Quand

Slide 19 - Quizvraag

Welk vraagwoord is hier nodig?
Tu habites ... ?
A
comment
B
pourquoi
C
D
qui

Slide 20 - Quizvraag

Welk vraagwoord is hier nodig?
Ton anniversaire, c’est ... ?
A
quand
B
qui

Slide 21 - Quizvraag

Welk vraagwoord hoort hier?
... tu vas faire?
A
Qu’est-ce que
B

Slide 22 - Quizvraag

Kies uit:
..... est ton anniversaire?
A
quand
B
combien

Slide 23 - Quizvraag

Kies uit:
..... tu t'appelles?
A
qu'est-ce que
B
comment

Slide 24 - Quizvraag

Kies uit:
... ça va?
A
qui
B
comment

Slide 25 - Quizvraag

...........habite ton grand-père?
Il habite à Paris.

Slide 26 - Open vraag

.............tu fais?
Je fais mes devoirs.

Slide 27 - Open vraag

Tu vas manger............ de pizzas ?
Je vais manger 3 pizzas.

Slide 28 - Open vraag

.........est le président des Etats-Unis?

Slide 29 - Open vraag