Taal groep 6 - les 6.10

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Taal groep 6 - les 6.10

Doelen:

• Ik ken de woorden uit de woordenschatlessen.
• Ik weet hoe ik een persoonsvorm moet schrijven (-d, -t, -dt).
• Ik kan aanhalingstekens gebruiken in een zin. 

Woordenschat

Leerdoel:

Ik ken de woorden uit de woordenschatlessen. 

Ik heb de opdracht foutloos gemaakt.
Wat is een ander woord voor foutloos?

1. onbewogen
2. betrekkelijk
3. feilloos
4. alhoewel

de houding
(welke houdingen kun je aannemen?)

Tim snapte niet waarom zijn broer ineens boos werd. Tim voelde onbegrip. Wanneer voelde jij onbegrip voor een ander?

De broer van Tim werd nog bozer en sloeg de deur achter zich dicht. Tim snapte er nog steeds niets van. Hij keek ... naar de deur.

1. feilloos
2. betrekkelijk
3. begrip
4. vertwijfeld

Tim bleef alleen achter in de woonkamer en bleef ... zitten.

1. onbewogen
2. onbegrip
3. houding
4. betrekkelijk

Over de rooie gaan.
Wie heb jij wel eens over de rooie zien gaan?

Persoonsvormen

Leerdoel:

Ik weet of een persoonsvorm eindigt op een -d, -t of -dt.

Schrijf de stam van de persoonsvorm op. Tip: De stam is de ik-vorm.
1. Niels sist en loeit.

Schrijf de stam van de persoonsvorm op. Tip: De stam is de ik-vorm.
2. En soms slaakt hij een diepe zucht.

Schrijf de stam van de persoonsvorm op. Tip: De stam is de ik-vorm.
3. Hij laat een boer.

Schrijf de stam en de uitgang van de persoonsvorm op.
1. Hoe luidt het weerbericht?

Schrijf de stam en de uitgang van de persoonsvorm op.
2. De ochtend begint fris.

Schrijf de stam en de uitgang van de persoonsvorm op.
3. De rest van de dag brandt de zon.

Schrijf het onderwerp op. Schrijf ook de stam met de uitgang van de persoonsvorm op.
1. Hij ontbijt elke morgen in het hotel.

Schrijf het onderwerp op. Schrijf ook de stam met de uitgang van de persoonsvorm op.
2. Eerst groet hij de ober.

Schrijf het onderwerp op. Schrijf ook de stam met de uitgang van de persoonsvorm op.
3. Zo belandt hij aan een tafeltje.

Schrijf het onderwerp op. Schrijf ook de stam met de uitgang van de persoonsvorm op.
4. Daar vindt hij een briefje.

Aanhalingstekens

Leerdoel:

Ik kan aanhalingstekens gebruiken in een zin. 

Werkblad

Maak nu in tweetallen het werkblad met de opdracht over de aanhalingstekens. 

Klaar = weektaak