1. Meervoud = enkelvoud + en bijvoorbeeld: stoel - stoelen.
2. Als een woord eindigt op een - s of - f en heeft het een lange klank/ twee tekenkank dan komt er in het meervoud een - z of een v. Bijvoorbeeld: duif - duiven of huis - huizen of kaas - kazen.
Slide 6 - Tekstslide
1. Meervoud uitleg
3. Meervoud = enkelvoud + s
Bijvoorbeeld: (woorden die in enkelvoud eindigen met een klinker vaak
+ s ) tafel - tafels
computer - computers
meisje - meisjes
Slide 7 - Tekstslide
1. Meervoud uitleg
4. Bij een lange klank: aa - ee - oo - uu + medeklinker dan laten we één klinker weg.
Bijvoorbeeld: Boom - Bomen Been - Benen
Muur - Muren
Raam - Ramen
Slide 8 - Tekstslide
1. Meervoud uitleg
4. Bij een korte klank: a - e - o - u- i + medeklinker dan komt er één medeklinker bij.