3. Massa en volume

3. Massa en volume
Ga rustig zitten op je plek
Als iet op je tafel ligt, blijf er van af!
Pak je boek en pen alvast op tafel
Ga op je iPad alvast in de LessonUp
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3. Massa en volume
Ga rustig zitten op je plek
Als iet op je tafel ligt, blijf er van af!
Pak je boek en pen alvast op tafel
Ga op je iPad alvast in de LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Vorige lessen leerden we over eigenschappen van stoffen.

Vandaag leer je:
- Je kan de massa van een stof bepalen.
- Je kan het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.
- Je kan omrekenen tussen verschillende eenheden.

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel kilogram is 1000 gram suiker?
A
0,1 kg
B
1 kg
C
10 kg
D
100 kg

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel gram is 2,5 kg hout?
A
25 gram
B
250 gram
C
2500 gram
D
25000 gram

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel liter is 2000 milliliter water?
A
200 liter
B
20 liter
C
2 liter
D
0,2 liter

Slide 5 - Quizvraag

Wat ontbreekt er bij dit recept?

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveelheid
Hoeveel heb je nodig van alles?

Slide 7 - Tekstslide

Als je wil weten hoeveel van een bepaalde stof je hebt, moet je weten wat de massa van de stof is, of wat het volume van de stof is.

Massa: hoeveel (kilo)gram.
Volume: hoeveel (milli)liter.

Slide 8 - Tekstslide

De massa zegt iets over hoeveel de stof weegt.
Het volume zegt iets over hoeveel ruimte de stof inneemt.

Wát je meet, noemen we een grootheid. Waarin je meet, noemen we de eenheid.

Slide 9 - Tekstslide

Op een weegschaal zie ik dat de massa van een blokje hout van 15 gram is. Wat is hier de eenheid?
A
Massa
B
Weegschaal
C
15
D
Gram

Slide 10 - Quizvraag

Volume kan je meten, maar soms ook berekenen.

volume = lengte x breedte x hoogte

Het volume is in dit geval 1 dm3.
Daarin past precies 1 liter vloeistof.

Slide 11 - Tekstslide

Die formule geldt alleen bij rechthoekige voorwerpen.

Bij alle andere voorwerpen kan je de onderdompelmethode gebruiken.

Slide 12 - Tekstslide

Stap 1: bekijk de beginstand van het water - bij hoeveel mL start je?

Stap 2: dompel het voorwerp onder en noteer de eindstand - op hoeveel mL staat het water nu?

Stap 3: bepaal het verschil.
Eindstand - beginstand.

Slide 13 - Tekstslide

Je weet nu het volume van het voorwerp in mL.

Dat rekenen we om naar cm³.

1 mL = 1 cm³

Het volume van de steen is 26 cm³.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het volume van dit voorwerp?
A
5 cm³
B
10 cm³
C
50 cm³
D
100 cm³

Slide 15 - Quizvraag

Belangrijke vaardigheid
Voor massa en volume moet je kunnen omrekenen.
Dat betekent dat je deze stapjes moet kennen.

Slide 16 - Tekstslide

Als het goed is, kan je nu:
- Uitleggen wat de massa van een stof is
- Uitleggen wat het volume van een stof is
- Omrekenen van kilogram naar gram, liter naar milliliter enz
- Berekenen wat het volume van een rechthoek is

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Maken opdrachten hoofdstuk 2, paragraaf 3 (2.3): 1+3+5+7+8 + 10 t/m 14.
Hoe? online methode.
Hoe lang? Tot het einde van de les de tijd.
Klaar? 
Maken overige opdrachten uit deze paragraaf.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Drie proefjes met massa en volume meten/berekenen.
Hoe? Je krijgt practicumbladen, lees de stappen goed door!
We delen de weegschalen etc. Verplaats deze niet.
Met wie? Je mag in een duo samenwerken.
Hoe lang? Tot het einde van de les de tijd.
Klaar? 
Maken paragraaf 2.3, opdracht 1 t/m 10 (huiswerk)

Slide 19 - Tekstslide