HV1 H6 Bijwoordelijke bepaling

Zinsdelen:
Bijwoordelijke bepaling
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zinsdelen:
Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Wat je al weet en kunt
  • Je weet wat redekundig ontleden is.
  • Je kan een zin in zinsdelen verdelen.
  • Je kan de zinsdelen benoemen: persoonsvorm t/m meerwerkend voorwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
  • Je weet hoe je de bijwoordelijke bepaling kunt vinden.
  • Je kunt de bijwoordelijke bepaling vinden in een zin. 

Slide 3 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).


Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.

Slide 4 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
MV = geeft aan voor wie iets (het lv) bestemd is.
  • Kan alléén in een zin met een lijdend voorwerp staan.
  • Stappenplan: zoek eerst PV, OW, WG en LV.
  • Vraag voor het MV: aan OF voor wie/ wat + WG + OW + LV 
  • Check: Je kunt er aan of voor voor plaatsen OF aan of voor weglaten uit het zinsdeel.
  • Ik vertel jou altijd mijn geheimen.
  • Ik /vertel/ jou/ altijd/ mijn geheimen.
  • MV = aan / voor wie vertel ik altijd mijn geheimen? --> (aan) jou

Slide 5 - Tekstslide

Zoek de zinsdelen als volgt:
PV: onderstreep de pv, zet er een streepje voor èn achter.
Zet zinsdeelstreepjes volgens het stappenplan: 
WG: alle werkwoorden + de PV (+ 'aan het'/ 'te' / zich/ splitsbaar ww)
OW: wie/ wat + WG = onderwerp
LV: wie/ wat + OW + WG = lijdend voorwerp
MV: aan/ voor wie/ wat + WG + OW + LV 



Slide 6 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: 
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?  etc.

Vaak zijn de zinsdelen die overblijven nadat je pv t/m mv benoemd hebt bwb.

Let op: niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden zoals niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden in de zin + aan het + te + delen van het splitsbare werkwoord + zich/ me/ ons)
  3. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp       (aan/ voor wie + alle benoemde zinsdelen + kun je aan/ voor weglaten of toevoegen aan de zin?)

Slide 8 - Tekstslide

Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


In de klas hebben we de deur naast het raam goed gesloten.
A
In de klas hebben | we | de deur | naast het raam | goed| gesloten.
B
In de klas| hebben| we de deur |naast het raam| goed| gesloten.
C
In de klas| hebben| we |de deur naast het raam| goed |gesloten.
D
In de klas |hebben| we |de deur |naast het raam| goed| gesloten.

Slide 9 - Quizvraag

Werk samen:
* In de break-out room.
* In groepjes van 3 leerlingen.
* Werk in het wordbestand 'bijwoordelijke bepaling' dat je via It's hebt toegestuurd gekregen.

Volg het stappenplan zinsdeelstreepjes zetten en benoem daarna de zinsdelen.
* Lever straks een foto in van jullie resultaat van opdracht 1 en 2.

Slide 10 - Tekstslide

Lever hier een duidelijke foto in van opdracht 1 en 2.

Slide 11 - Open vraag

  1. bwb = elk jaar
  2. bwb = vanaf 1980, in Nederland
  3. bwb = soms

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
>> Maak eerst H1 t/m H5 af.
>> Maak daarna H6 bijwoordelijke bepaling S, 1, 2, 3, 7B
>> Het kan zijn dat je wordt gebeld door mij tijdens de les!
>> Werk zo ver mogelijk door.













































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







Klaar?
       > bij score onder 60%
       > als je dat met mij hebt afgesproken.
Volg daarna de planning op It's.

Slide 13 - Tekstslide

Bedenk zelf een bwb bij:
1. De docent gaf een goede uitleg aan de leerlingen.
2. De jongen vertelde haar zijn geheim.
3. De leiding van het toernooi heeft de winnaar de medaille gegeven.
4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.

Slide 14 - Tekstslide


Slide 15 - Open vraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
ww gezegde
bijwoordelijke bepaling
Zin:
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Onderwerp
Vandaag
heeft 
de ober
de jas
aan de klant
gegeven

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
ww gezegde
bijwoordelijke bepaling
Zin:
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Onderwerp
Jan de Vries
vond
gisteren
onder zijn tafel.
een propje

Slide 17 - Sleepvraag

Een fijne voorjaarsvakantie!

Slide 18 - Tekstslide