Paragraaf 2 betalen en bankieren

Programma
Hd. 2 paragraaf 1 opdracht 6,7, 9 en 10                       10 minuten
uitleg Hoofdstuk 2 paragraaf 2   tijd                             10 minuten
Uitdelen cijfer toets  hoofdstuk 1

Resterende tijd
Keuze om toets door te nemen dan ga je vooraan zitten
Of je maakt huiswerk van paragraaf 2 hoofdstuk 2
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
Hd. 2 paragraaf 1 opdracht 6,7, 9 en 10                       10 minuten
uitleg Hoofdstuk 2 paragraaf 2   tijd                             10 minuten
Uitdelen cijfer toets  hoofdstuk 1

Resterende tijd
Keuze om toets door te nemen dan ga je vooraan zitten
Of je maakt huiswerk van paragraaf 2 hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Thuis in geldzaken

2.2 Betalen en bankieren

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van de les
  • Je kunt het verschil benoemen tussen een betaalpas en creditcard
  • Je kunt het begrip debetsaldo uitleggen
  • Je kunt het begrip creditsaldo uitleggen
  • Je kunt een nieuw banksaldo berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Pinpas
Pinpas = Een pin- of betaalpas is een pas waarmee betalingen kunnen worden verricht met gebruik van een pincode (persoonlijk identificatienummer). 
Kun je geld opnemen bij de betaalautomaat.

Slide 5 - Tekstslide

Creditcard
Betalen met de creditcard is een vorm van giraal betalen. De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.
Kun je ook geld mee opnemen. 

Slide 6 - Tekstslide

Als er geld op je rekening staat,

 noemen we dat

een positief saldo of een creditsaldo


Als je een tekort hebt,

 noemen we dat

een negatief saldo of een debetsaldo.

Slide 7 - Tekstslide

Creditsaldo

  • positief saldo
  • geld op je rekening
  • hier krijg je creditrente over, wat positief is!

Debetsaldo

  • negatief saldo
  • geld tekort op je rekening
  • hier krijg je debetrente over, wat negatief is!

Slide 8 - Tekstslide

Bankrekening

Creditsaldo:

Bij een positief saldo, heb je geld te goed, je staat in de "plus". 


Debetsaldo

Als je meer uitgeeft dan tot je op je rekening hebt staan, ontstaat er een tekort. Zo een negatief saldo noem je ook wel 'rood staan'.

Slide 9 - Tekstslide

bankrekening
Saldo                     * Creditsaldo :(in de plus)
                                 * Debetsaldo (in de min)

Roos heeft een creditsaldo van € 52. Ze krijgt € 80 kleedgeld binnen. Haar werkgever heeft haar maandloon overgemaakt a € 125. Ze heeft kleding geshopt voor € 72 en verschillende kleine transacties in de supermarkten waren samen € 22,50. Ze heeft tweedehands een piano gekocht voor € 300. Wat is haar nieuwe saldo? 

Slide 10 - Tekstslide

Saldo
Saldo is het geld dat ik op mijn rekening heb staan.

  € 45,00 = creditsaldo/ in de plus     (ik ontvang creditrente)
-€ 45,00 = debetsaldo/ in de min       (ik betaal debetrente)





Slide 11 - Tekstslide

antwoord
52 + 80 + 125 - 72 - 22,50 - 300 = € 137,50 debet

Slide 12 - Tekstslide

Internetbankieren
  • opdrachten geven voor het overschrijven van geld
  • opgeven wanneer er betaald moet worden
  • op elk moment het saldo van je bankrekening bekijken

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk Hoofdstuk 2 paragraaf 2
rekentrainer paragraaf 2 ( debet /creditsaldo) blz. 73
opdracht 5 en 6

Slide 14 - Tekstslide