grammatica: personen in de zin, geen onderwerp

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Grammatica

Personen in de zin, geen onderwerp

Wat zegt u? Ik begrijp ... niet.

1. u
2. je

Ik heb brood nodig. Kan je brood voor ... kopen?

1. me
2. je

We zijn om tien uur thuis. Wacht je thuis op ...

1. ons?
2. je?

Anna, ik hou van ...

1. me!
2. je!

We willen jullie graag zien. Waar ontmoeten we ...

1. je?
2. jullie?

David haalt koffie voor ... Dat vind ik fijn.

1. ik.
2. me.

Wat zegt de man? Ik begrijp ... niet.

1. hem
2. haar

Wat zegt de vrouw? Ik begrijp ... niet.

1. hem
2. haar

Ik wil graag met meneer en mevrouw Jansen praten. Kan ik een afspraak met ... maken?

1. hem
2. ze

Anna is ziek. Ik ga voor ... koken.

1. haar
2. ze

De buren zijn op vakantie. Ik zal ... bellen.

1. hem
2. ze

We willen Anna graag zien. Ik vind ... aardig.

1. haar
2. ze

Dit is de regel (hen/ze) 

Als het gaat om personen:

Ik ga ze helpen. 

Ik ga hen helpen.   

Gebruik ‘ze’ of ‘hen’.

   De thee is voor ons, de koffie is voor hen.

Heeft het woord accent? Gebruik dan altijd 'hen'.

De cola is voor ...

1. hen
2. ze

Is de taart voor ...

1. hen?
2. ze?

En hoe gaat het met ...

1. hen?
2. ze?

Die zijn voor ...

1. hen!
2. ze!

We zien ... elke dag.

1. hen
2. ze

We maken een taart voor .....

1. hen
2. ze

We praten niet vaak met .....

1. hen.
2. ze.

Ik haal thee voor ...

1. hen.
2. ze.

Hou je van ....

1. hen?
2. ze?

Is dit boek voor .....

1. hen?
2. ze?