3. Economische ontwikkelingen

H1 - Nederland 1813 - 1900
3. Economische ontwikkelingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H1 - Nederland 1813 - 1900
3. Economische ontwikkelingen

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
Met andere woorden: Wat is/hoort typisch bij dit tijdvak?

1. De Industriële Revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen.
2. Het moderne imperialisme.

Welke woorden hierboven ken je niet?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

hoofdvraag: Welke ontwikkelingen maakten Nederland en zijn koloniën in de eerste helft van de negentiende eeuw door op politiek, staatkundig, economisch en sociaal terrein?
deelvragen:
1. Waarom is in 1815 het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gevormd en waarom scheidde België zich daarvan af in 1830?
2. Waarom en op welke wijze breidde Nederland in de negentiende eeuw zijn aanwezigheid in Nederlands-Indië verder uit?
3. Welke veranderingen deden zich in de negentiende eeuw in Nederland voor op het gebied van landbouw, industrie en handel?
4. Welke veranderingen deden zich in de negentiende eeuw in Nederland voor op het gebied van de sociale verhoudingen?

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen welke veranderingen zich in de negentiende eeuw in Nederland op het gebied van landbouw, industrie en handel voor deden?

Slide 5 - Tekstslide

Commerciële landbouw

Specialisatie Republiek
 veeteelt
- kaas - boter
akkerbouw
- mosterd, hennep, vlas
  • Commerciële landbouw: boeren produceren voor de handel

Slide 6 - Tekstslide

van stapelmarkt naar transitohandel 
  • Stapelmarkt= opslag in pakhuizen
  • Transitohandel= doorvoerhandel
  • Na 1870 groeien havens van Antwerpen, Rotterdam en Antwerpen

Slide 7 - Tekstslide

Nederland industrialiseert laat 
  • Pas vanaf 1870
  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie
  • Geen geschikte grondstoffen voor industrie.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video


Veranderingen door 
de stoommachine 




  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water







Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.

Slide 10 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 13 - Quizvraag

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 14 - Quizvraag

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 15 - Quizvraag

In welke beroepen begon de Industriele revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag!

mk WB opdr par 3
1 t/m 13
niet: 6, 7, 8, 12

Gebruik daarbij de teksten uit je TB 

Slide 17 - Tekstslide

Afronden
nabespreken opdr 10 en 13

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen welke veranderingen zich in de negentiende eeuw in Nederland op het gebied van landbouw, industrie en handel voor deden?

Slide 19 - Tekstslide

huiswerk
In principe geen huiswerk, tenzij je in de les niet klaar was.

mk WB opdr par 3
1 t/m 13
niet: 6, 7, 8, 12

Gebruik daarbij de teksten uit je TB 


Slide 20 - Tekstslide