Les 1

Geld
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Geld

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Gezonde snack
Nieuwe periode
Leerdoelen deze les
Proeven & Geld Gokken
Quiz 
Aan het werk
Bespreken van de les

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe periode
  • Thema: Geld
  • 8 lessen over geld
  • Einde van de perioden samen de checklist bekijken & controleren
  • Geen huiswerk deze periode
  • Elke les: Quiz - Zelfstandig aan het werk en een nabespreking
  • Indeling opdrachten:
  • € = makkelijk & snel binnen 30 minuten klaar
  • €€ = medium & kost meer tijd

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Werkblad Proeven & Geld Gokken:
  • Ik kan de twee producten (A en B) een geschatte prijs geven
  • Ik kan een inschatting maken welk product goedkoop / duur is
  • Quiz:
  • Ik heb meer informatie over het uitgeven van geld & sparen
  • Opdracht / aan het werk:
  • Ik kan producten vergelijken
  • Ik kan een budgetplan opstellen

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht:
Uitleg: A en B merken

  • Maak 3 groepen
  • Je krijgt een werkblad
  • Keuze A en B
  • Welke is goedkoper (A of B)? + inschatten prijs
  • 15 minuten om te overleggen
timer
15:00
timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Nabespreken

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 1: hoger/lager
  • Uitleg: Geld is een betaalmiddel. Heel lang geleden betaalden de soldaten van het Romeinse Rijk al met Zout. Zout is een levensmiddel waar veel in bewaard werd. Sal is het Latijnse woord van Zout, waardoor het loon nu 'salaris' heet. 
  • Vraag: Een betaalmiddel is dus al heel oud. Was het eerste papieren geld  ontstaan in het jaar 1600? Is dit hoger of lager?

  • Antwoord:

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 2: Hoger/lager
  • Uitleg: Sommige dingen moet je elke dag betalen. Bijvoorbeeld een kaartje voor de bus als je elke dag reist. Maar ook je eten betaal je elke dag. Dat zijn dagelijkse uitgaven.

  • Vraag: Stel, je bent een gezin met 4 mensen. Je ouders zijn onder de 50 jaar , beide kinderen zijn onder de 18 jaar. Je ouders geven €20-, per dag uit aan voeding. Is dit hoger of lager?
  • Antwoord:

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 3: Hoger/lager
  • Uitleg: Sommige kosten betaal je per week. Bijvoorbeeld als je een keer in de week bij de Mc Donald's gaat eten en je koopt elke week drinken in de kantine van school. De meeste gezinnen gaan 1x per week naar de supermarkt. Dat zijn wekelijkse uitgaven.

Vraag: Stel, je bent een gezin met 4 mensen. Je ouders zijn onder de 50 jaar , de kinderen zijn onder de 20 jaar. Je ouders geven €140-, per week uit aan boodschappen zoals eten & drinken.

  • Antwoord:

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 4: Hoger/lager
  • Uitleg: Naast dagelijkse en wekelijkse kosten, betaal jezelf of je ouders ook waterkosten. Sommige douchen elke dag, elke week of om de dag. Het douchen kost geld, zeker warm water.

  • Vraag: De gemiddelde jongeren tussen de 15 en 18 jaar, verbruikt per jaar 135 liter water per jaar. 

  • Antwoord: 
Waterverbruik per persoon
Maatbeker

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 5: Hoger/Lager
  • Uitleg: Door dat al jaren alles duurder wordt, zijn er steeds meer jongeren (15 en 25 jaar) die een bijbaan hebben, waarmee ze geld kunnen sparen. 

  • Vraag: Je bent 17 jaar en je zit nog op de middelbare school en je hebt een bijbaan. Je verdient per jaar €3,000-, is dit hoger of lager?

  • Antwoord: 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 6: Hoger/Lager
  • Vraag: Deze eieren kosten €5-,




  • Antwoord: 


Slide 13 - Tekstslide

Vraag 7: Hoger/Lager
Vraag: Deze Pizza kost €5,20






Antwoord

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 8: Hoger/Lager
Vraag: Deze verse Sperziebonen
 (500 gram) kost €2,50






Antwoord: Lager, het kost €2,20

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 9: Hoger/Lager
Vraag: 2 hamburgers 
kosten €2,50








Antwoord: 

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 10: Hoger/Lager
Vraag: Dit zakje diepvriesaardbeien (1 kilo)
kosten €4,50








Antwoord:

Slide 17 - Tekstslide

Praktische opdracht
Jaar 4:
Poster maken: Dagelijks v.s. Wekelijks kopen

€€ Ik maak een moodboard van wat ik nodig heb + prijzen.

€€€ Je organiseert een leuke dag voor een vriend/vriendin, maak een draaiboek over: wanneer, waar, prijs, hoeveel personen, leuke dingen, eten etc. Laat zien dat je duurzame keuzes maakt.


Praktische opdracht
Jaar 5:
Producten vergelijken zoals telefoon abonnementen en sport abonnementen / inrichten van je huis


€€ Maak een overzicht van kosten als je bijv. een autorijbewijs wilt halen


€€€ Je organiseert een leuke dag voor een vriend/vriendin, maak een draaiboek over: wanneer, waar, prijs, hoeveel personen, leuke dingen, eten etc. Laat zien dat je duurzame keuzes maakt.




Slide 18 - Tekstslide

Nabespreking
  • Werkblad Proeven & Geld Gokken:
  • Ik kan de twee producten (A en B) een geschatte prijs geven
  • Ik kan een inschatting maken welk product goedkoop / duur is
  • Quiz:
  • Ik heb meer informatie over het uitgeven van geld
  • Opdracht / aan het werk:
  • Ik weet hoe ik een spaarplan kan maken en wat de voordelen & nadelen zijn van sparen

Slide 19 - Tekstslide