14/3 herhaling brugklas grammatica zinsdelen t/m lv

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Korte activiteit
  • Wat weet je al?
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Alliteratie
Rijm van woorden die beginnen met een zelfde (combinatie van) medeklinker(s)

Slide 3 - Tekstslide

Alliteratie
Rijm van woorden die beginnen met een zelfde (combinatie van) medeklinker(s)
Snelle Stella steelt de stenen van de sterke Sam

Jasmine jast de jassen uit de jassenmand

Filip’s flappende flap flap flapt flapperender dan mijn flapper flappen kan

Altijd aanwezige Arsene aast altijd op aandacht

Kindje kip koopt kleine kerst kastjes

Slide 4 - Tekstslide

Maak nu zelf een alliteratie van minimaal zes woorden met de naam van een klasgenoot.

We houden het leuk en netjes, dus geen scheldwoorden of kwetsende dingen!

Slide 5 - Open vraag

Welke zinsdelen ken je nog?

Slide 6 - Woordweb

Lesdoel:
Aan het einde van deze les heb je geoefend met het ontleden van de zindelen:
  • Persoonsvorm
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica
  • Redekundig ontleden: zinsdelen benoemen
  • Taalkundig ontleden: woordsoorten benoemen

Slide 8 - Tekstslide

Verdeel in zinsdelen:
De docent herhaalt vandaag alle lesstof van grammatica van de zinsdelen.

Slide 9 - Open vraag

Plaats de zinsdeelstrepen en benoem onder elkaar:
pv, wwg, o en lv:

Mijn klasgenoot pakt voor mij de bal op tijdens de gymles.


Slide 10 - Open vraag

Elk stukje hoort erbij
Elke stukje van de zin hoort erbij en heeft dus een naam. 
Alle losse delen vormen samen de gehele zin.
Je kan het vergelijken met een puzzel. Een puzzel is ook niet compleet als er een stukje mist. 

Slide 11 - Tekstslide

Instructie
Hieronder vind je de uitleg en video's met uitleg over alle stappen van het ontleden van de zinsdelen.
Belangrijk om goed de zinsdelen te kunnen ontleden:
  1.  Je moet het stappenplan uit je hoofd kunnen opnoemen
  2. Het strepen zetten moet je goed oefenen en kunnen toepassen
  3. Verder is het een kwestie van oefenen en oefenen 

Als je de stappen niet kent, dan lukt het ontleden niet EN als je de zinsdeelstrepen niet kunt zetten, dan benoem je de verkeerde zindelen.


Slide 12 - Tekstslide

De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zindeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel
Stap 3: O = Wie/wat + WWG
Stap 4 WWG = alle werkwoorden in de zin (inclusief de voorzetsels die erbij horen, zoals 'te kijken'.
Stap 5: LV = Wie/wat + WWG + O

Slide 13 - Tekstslide

Instructie
Hieronder vind je de uitleg en video's met uitleg over alle stappen van het ontleden van de zinsdelen.
Belangrijk om goed de zinsdelen te kunnen ontleden:
  1.  Je moet het stappenplan uit je hoofd kunnen opnoemen
  2. Het strepen zetten moet je goed oefenen en kunnen toepassen
  3. verder is het een kwestie van oefenen en oefenen 

Als je de stappen niet kent, dan lukt het ontleden niet EN als je de zinsdeelstrepen niet kunt zetten, dan benoem je de verkeerde zindelen.


Slide 14 - Tekstslide

De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zindeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel
Stap 3: O = Wie/wat + WWG
Stap 4 WWG = alle werkwoorden in de zin (inclusief de voorzetsels die erbij horen, zoals 'te kijken'.
Stap 5: LV = Wie/wat + WWG + O

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm (PV)

Je zoekt eerst de persoonsvorm. Hoe doe je dat?
- Door de zin van tijd (tegenwoordige tijd/ verledentijd) te veranderen: tijd-proef
- Door de zin van getal te veranderen (meervoud/ enkelvoud): getal-proef
- De zin vragend te maken. De persoonsvorm komt dan als eerste woord te staan.

Voorbeeld:
De docent geeft het hele jaar Nederlands aan de onderbouw.
- Tijd: De docent had het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat van tijd veranderd is de persoonsvorm  had = heeft
- Getal: De docenten hadden het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat met de meervoud mee veranderd is de persoonsvorm  hebben = heeft
- Vraag: heeft de docent het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven?  Heeft
De persoonsvorm onderstreep je en je zet het woord tussen strepen.
De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven.

Slide 16 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Strepen zetten/ zin verdelen in zinsdelen
Aan het begin en het einde van de zin zet je ook meteen een streep:
| De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw | gegeven. |
Alles wat je voor de persoonsvorm kan plaatsen  en correct geformuleerd is, is een zindeel en krijg dus een streep.








Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld zinsdeelstrepen:
Mevrouw Hooi geeft twee keer in de week les aan de leerlingen van m1a.
De zinsdeelstrepen:
Elk deel van de zin die je voor de PV kan plaatsen en een correcte zin vormen, is een zinsdeel.

PV = geeft --> Die tussen strepen zetten en ook voor en achter de zin een streep.
Mevrouw Hooi staat er al voor en is dus een zinsdeel.
twee geeft mevrouw ... nee.                  twee keer geeft mevrouw... ja
in geeft mevrouw ... ja              in de geeft mevrouw.... nee
in de week geeft mevrouw.. ja = zindeel en dus streep daarachter
les geeft mevrouw.... ja = zinsdeel en dus streep erachter
aan... nee       aan de... nee       aan de leerlingen... nee = zinsdeel en dus streep erachter
aan de leerlingen van... nee      aan de leerlingen van m1a...  ja de streep achter 'leerlingen' mag naar m1a (die staat er al)

Correct: | Mevrouw Hooi | geeft | twee keer |in de week | les | aan de leerlingen van m1a .|

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking
| De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
De  niet
De docent  wel
Het  niet
Het hele  niet
Het hele jaar  wel
| De docent | heeft | het hele jaar | Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
Nederlands  wel
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven, |
Aan  niet
Aan de  niet
Aan de onderbouw  wel
Eindresultaat:
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw | gegeven. |

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in de zin
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven. |
WWG = heeft gegeven
Onderwerp
Wie/wat + persoonsvorm of werkwoordelijk gezegde
Vaak is het een wie!
Wie of wat heeft gegeven?  De docent
O = de docent





Slide 23 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Onderwerp
Wie of wat (vaak een wie)
+
werkwoordelijk gezegde
=
het onderwerp


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Lijdend voorwerp
Wie of wat (vaak een wat)
+
werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
=
Het lijdend voorwerp


Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Verdeel de zin in zinsdelen
| Je | plaatst | de strepen | zo |

De tweede klassen zijn vandaag weer begonnen met grammatica van de zinsdelen.


Slide 30 - Open vraag

De tweede klassen zijn vandaag weer begonnen met grammatica van de zinsdelen.
Wat is de PV?

Slide 31 - Woordweb

De tweede klassen zijn vandaag weer begonnen met grammatica van de zinsdelen.
Wat is het WWG?

Slide 32 - Woordweb

De tweede klassen zijn vandaag weer begonnen met grammatica van de zinsdelen.
Wat is het O?

Slide 33 - Woordweb

De tweede klassen zijn vandaag weer begonnen met grammatica van de zinsdelen.
Wat is het LV?

Slide 34 - Woordweb


Verdeel de zin in zinsdelen
| Je | plaatst de strepen | zo |

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze vragen
gemaakt voor de leerlingen die extra willen oefenen.

Slide 35 - Open vraag

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze extra vragen
gemaakt voor de leerlingen.
Wat is de PV?

Slide 36 - Woordweb

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze extra vragen
gemaakt voor de leerlingen die extra willen oefenen.
Wat is het WWG?

Slide 37 - Woordweb

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze extra vragen
gemaakt voor de leerlingen.
Wat is het O?

Slide 38 - Woordweb

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi deze extra vragen
gemaakt voor de leerlingen.
Wat is het LV?

Slide 39 - Woordweb

 Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!

Google Classroom
Opdrachten
1hv herhaling grammatica tm lv

Wat niet af is = huiswerk
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Slide 40 - Tekstslide

Ik kan de persoonsvorm (PV) vinden, zinsdeelstrepen plaatsen, het werkwoordelijk gezegde (WWG), het onderwerp (O) en het lijdend voorwerp (LV) benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

Leerdoelen
Aan het einde van deze les heb je geoefend met het ontleden van de zindelen:
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp


Slide 42 - Tekstslide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 43 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 44 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling vind je in de volgende sheet

Slide 45 - Tekstslide