Naamwoordelijk gezegde
1 / 21
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Laat je sleutels nou niet overal slingeren.
je =
je =
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 2 - Quizvraag
Die sleutels van je vind ik alweer op de kast.
je =
je =
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 3 - Quizvraag
Ik zit te twijfelen aan het strand.
aan het strand =
aan het strand =
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Voorzetselvoorwerp
Slide 4 - Quizvraag
Ik twijfel aan jouw woorden.
aan jouw woorden =
aan jouw woorden =
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Voorzetselvoorwerp
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
WG of NG?
Later word ik agent.
Later word ik agent.
A
wg - werkwoordelijk gezegde
B
ng - naamwoordelijk gezegde
Slide 11 - Quizvraag
WG of NG?
Ik word gebeld door de agent.
Ik word gebeld door de agent.
A
wg - werkwoordelijk gezegde
B
ng - naamwoordelijk gezegde
Slide 12 - Quizvraag
WG of NG?
Wij zijn eindelijk aangekomen in Parijs.
Wij zijn eindelijk aangekomen in Parijs.
A
wg - werkwoordelijk gezegde
B
ng - naamwoordelijk gezegde
Slide 13 - Quizvraag
WG of NG?
Wij zijn eindelijk aangekomen in Parijs.
Wij zijn eindelijk aangekomen in Parijs.
A
wg - werkwoordelijk gezegde
B
ng - naamwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quizvraag
WG of NG?
Zij schijnt een aardige meid te zijn.
Zij schijnt een aardige meid te zijn.
A
wg - werkwoordelijk gezegde
B
ng - naamwoordelijk gezegde
Slide 15 - Quizvraag
WG of NG?
De zon schijnt fel.
De zon schijnt fel.
A
wg - werkwoordelijk gezegde
B
ng - naamwoordelijk gezegde
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
De supporters blijven hun club steunen.
Blijven = zww, hww of kww?
Blijven = zww, hww of kww?
A
zww - zelfstandig werkwoord
B
hww - hulpwerkwoord
C
kww - koppelwerkwoord
Slide 19 - Quizvraag
De supporters blijven hun club trouw.
Blijven = zww, hww of kww?
Blijven = zww, hww of kww?
A
zww - zelfstandig werkwoord
B
hww - hulpwerkwoord
C
kww - koppelwerkwoord
Slide 20 - Quizvraag
De supporters blijven in het stadion.
Blijven = zww, hww of kww?
Blijven = zww, hww of kww?
A
zww - zelfstandig werkwoord
B
hww - hulpwerkwoord
C
kww - koppelwerkwoord
