14/03/2023 Grammatica zinsdelen H4 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

10 minuten stil lezen uit je leesboek

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg al je boeken op tafel

Ga rustig op je plaats zitten

Grammatica zinsdelen H4 les 1

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Wat gaan we doen vandaag?

- Wat weet je al?

- Startopdracht 

- Uitleg theorie 

- Begrijp je het?

- Werken aan de opdrachten 

Aan het einde van de les weet je wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn en kan je deze herkennen. 

Wat weet je al?

Wat weet je al?

• Ik ga vanmiddag tennissen.
• Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
• Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen.
• Ik ga slapen, want ik ben moe.

Startopdracht

Startopdracht

Wat? Maak de startopdracht op bladzijde 54

Hoe? Samen met degene naast je 

Tijd? 5 minuten

Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs

Klaar? Lees even verder uit je leesboek of lees alvast de theorie op bladzijde 55 

Uitleg theorie 

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin

• Maar één persoonsvorm 
• Altijd een hoofdzin -> persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar (!)

• Ik heb goed geleerd voor de toets van Nederlands.
• Wij fietsen samen naar school. 

Samengestelde zin

• Een zin die bestaat uit twee of meer zinnen

Kan bestaan uit: 

• Twee hoofdzinnen
• Een hoofdzin en een bijzin 

Samengestelde zin 

Twee hoofdzinnen:

• Hij luistert goed naar zijn zangcoach want hij wil later zanger worden. 
• Hij luistert goed naar zijn zangcoach want hij wil later zanger worden. 

• Ik heb morgen een toets dus ik ga vroeg naar bed. 
• Ik heb morgen een toets dus ik ga vroeg naar bed. 

Samengestelde zin 

Een hoofdzin en een bijzin:

• Hij luistert goed naar zijn zangcoach, omdat hij later zanger wil worden. 
• Hij luistert goed naar zijn zangcoach, omdat hij later zanger wil worden. 

• Ik denk dat het morgen hard gaat regenen. 
• Ik denk dat het morgen hard gaat regenen. 

Samengestelde zin 

• In een bijzin staan het onderwerp en persoonsvorm meestal niet naast elkaar.
• In een bijzin staan alle werkwoorden aan het einde van de zin. 
• Het woord dat de twee zinnen aan elkaar verbindt hoort bij de bijzin.

• Tussen de zinnen van een samengestelde zin zet je dubbele zinsdeelstrepen:
• Hij | luistert | goed | naar zijn zangcoach, || omdat | hij | later | zanger | wil | worden. 
• 
  

Startopdracht nakijken

Bladzijde 54

Werken aan de opdracht

Wat? Maak opdracht startopdracht + 4 en 5 op bladzijde 56-57 

Hoe? Eerste drie minuten zelfstandig, daarna mag je overleggen 

Tijd? Je hebt tot het einde van de les, het is huiswerk voor 21/03/23 

Vragen? Steek na drie minuten je hand op en ik kom bij je langs

Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk. 

Huiswerk

Voor volgende week dinsdag 21/03/23 moet de startopdracht + 4 en 5 op bladzijde 56-57 af zijn.

Schrijf dit op in je plenda!