1.2 Vermogen en energie (II)

Hoofdstuk 1:
Elektriciteit
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1:
Elektriciteit

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les
Oefenen met de formules van energie en vermogen

vervolg uitleg paragraaf 2

Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Sleep naar de juiste plaats
R
 E
t
I
W
J
A
s
V
Ohm
Watt
Joule
Volt

Slide 3 - Sleepvraag

Een beamerlamp heeft een vermogen van 200 W. De beamer kan ongeveer 4000 uur branden. Hoeveel energie kost het om de lamp helemaal op de branden?

Slide 4 - Open vraag

Een telefoon is aangesloten op het stopcontact. Bereken wat de spanning wordt die de telefoon nodig heeft, als die is aangesloten op een transformator met 100 en 4600 windingen. ( let op: de spanning moet omlaag)

Slide 5 - Open vraag

Ik wil vanmiddag lekker een frikandelletje uit de frituurpan. Op de frituurpan staat 3000 W. het kost ongeveer 5 minuten om de frituurpan op de warmen, daarna 5 minuten om de frikandel te bakken. Hoeveel energie verbruikt de frituurpan om een frikandelletje te maken?

Slide 6 - Open vraag

Doelen van de les
De leerling kan het energieverbruik uitrekenen
De leerling kan de formules van energieverbruik en vermogen bij elkaar gebruiken.
De leerling kan omrekenen tussen kWh en Joule

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 2
Belangrijk: als we het vermogen (P) invullen in W(att) en de tijd (t) in seconden (s) krijg je het energieverbruik (E) in Ws en noemen we altijd J(oule)

als we het vermogen (P) invullen in KiloWatt (kW) en de tijd (t) in uur (h) krijg je het energieverbruik (E) in Kilowattuur (kWh)

Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 2
In een uur zitten 3600 s en in 1 kW zit 1000 W. dat betekent dat 1 kWh gelijk is aan 3600s x 1000 W = 3.600.000 J. 

Om om te rekenen tussen kWh en Joule kun je dus vermenigvuldigen of delen door 3,6 miljoen

Slide 9 - Tekstslide

Vermogen
Spanning
Stroomsterkte
Energie
U
I
P
E
Joule
Ampère
Volt
Watt

Slide 10 - Sleepvraag


A
W = 9.000 Joule
B
W = 20 Joule
C
W = 5 Joule
D
W = 0,05 Joule

Slide 11 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
H3: Maken paragraaf 1.2

V3: Maken paragraaf 1.1

Gebruik je kaart als naslagwerk.
Ben je klaar? Ga de vragen nakijken. Het nakijkboek staat gedeeld via Magister

Slide 12 - Tekstslide