Les 04 - Voegwoorden

Voegwoorden
Grammatica woordsoorten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voegwoorden
Grammatica woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- hoe je bij twijfel kunt bepalen met welke voornaamwoorden we te maken hebben; 
- wat voegwoorden doen en hoe we ze kunnen herkennen. 

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Bespreek opdracht 1 met je buurman of buurvrouw. 

Komen jullie antwoorden overeen of verschillen jullie van mening? 

Zo dadelijk lopen we samen door de opdracht heen. 

Slide 3 - Tekstslide

Quizzje
Wat voor soort werkwoorden zijn de onderstreepte  
werkwoorden in de volgende zinnen? 

Slide 4 - Tekstslide


De zon schijnt heerlijk vandaag in Barcelona. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 5 - Quizvraag


In de vakantie hebben we bijzondere avonturen beleefd
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 6 - Quizvraag


De juwelier is vorige week overvallen. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 7 - Quizvraag


Het is goed dat je vandaag je spullen niet vergeten bent. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 8 - Quizvraag


Dat je je door hem niet moet laten opjutten, is algemeen bekend. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 9 - Quizvraag


Het lijkt me een uitstekend plan om even een terrasje te gaan pakken. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 10 - Quizvraag


Hij bleek zijn kleren niet zelf uitgezocht te hebben. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 11 - Quizvraag


Hij scheen de overval niet gepleegd te hebben. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 12 - Quizvraag


Hoe zou jij hebben geheten als je een meisje was?
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 13 - Quizvraag


In de afgelopen drie weken zou hij veertien boeken gelezen hebben. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Voegwoorden
Voegwoorden zorgen ervoor dat binnen samengestelde zinnen de zinnen aan elkaar kunnen worden 'geplakt'. We onderscheiden twee soorten voegwoorden: onderschikkende en nevenschikkende. 

Slide 15 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden: en, of, dus, maar en want. 

Let wel op! Het woord of  kan zowel onder- als nevenschikkend gebruikt worden. Als het een keuze tussen twee of meer dingen aangeeft, is het een nevenschikkend voegwoord. 

Slide 16 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
Naast nevenschikkende voegwoorden zijn er ook onderschikkende voegwoorden. Deze koppelen een hoofdzin en een bijzin aan elkaar.


Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn: aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.
Wat betekent deze of?

Slide 17 - Tekstslide

Andere 'voegwoorden'
Ook woorden van andere woordsoorten kunnen worden gebruikt om twee zinnen aan elkaar te 'plakken': 

- het vragend voornaamwoord; 
- het bijwoord;
- het voorzetsel; 
- het telwoord hoeveel

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk
Werk nu in alle rust aan opdracht 2 tot en met 4 van de module grammatica woordsoorten.  

Slide 19 - Tekstslide