2024_02_28: Comparatief en superlatief (B1)

Comparatief en superlatief
Ik kan personen of dingen met elkaar vergelijken
Ik kan de comparatief op de juiste manier gebruiken
Ik kan de superlatief op de juiste manier gebruiken
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Comparatief en superlatief
Ik kan personen of dingen met elkaar vergelijken
Ik kan de comparatief op de juiste manier gebruiken
Ik kan de superlatief op de juiste manier gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiden
Opdracht: We beginnen met een korte quiz over de comparatief en de superlatief. Log in bij LessonUp om mee te doen. 

Slide 2 - Tekstslide

Pim is even lief dan / als Kees
A
dan
B
als

Slide 3 - Quizvraag

Pim is liever dan / als Merel
A
dan
B
als

Slide 4 - Quizvraag

Frits is de / het liefst
A
de
B
het

Slide 5 - Quizvraag

Vul het ontbrekende woord in:
laag - ___ - laagst

Slide 6 - Open vraag

Vul het rijtje aan:
veel - ___ - ____

Slide 7 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in:
dun - ___ - dunst

Slide 8 - Open vraag

Vul het rijtje aan:
graag - ___ - ____

Slide 9 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in:
duur - ___ - duurst

Slide 10 - Open vraag

Vul het rijtje aan:
weinig - ___ - ____

Slide 11 - Open vraag

Instructie
De comparatief en superlatief gebruik je om personen of dingen met elkaar te vergelijken.

  • de positief (stellende trap): mooi / even mooi als / net zo mooi als
  • de comparatief (vergrotende trap): mooier dan / mooier(e) 
  • de superlatief (overtreffende trap): de mooiste of het mooist(e)


Slide 12 - Tekstslide

Uitleg
Let op de spelling bij de comparatief!

  • laag – lager, groot – groter
  • dik – dikker, wit – witter
  • lief – liever, braaf  – braver 
  • wijs - wijzer, boos - bozer

  • En ...
    groot - groter, maar saai - saaier en mooi - mooier 




Slide 13 - Tekstslide

Instructie
Soms eindigt een bijvoeglijk naamwoord op de letter -r. Dan komt er geen -er achter het woord maar -der.

Bijvoorbeeld:

  • ver – verder
  • zwaar – zwaarder
  • duur – duurder


Slide 14 - Tekstslide

Instructie
Als een woord eindigt op de letter -e, die klinkt als een 'uh', schrijf je alleen een -r achter het woord.

Bijvoorbeeld:

  • oranje - oranjer

Slide 15 - Tekstslide

Oefening 1: De comparatief
Opdracht: Maak een zin met de gegeven woorden waarin je twee personen of dingen met elkaar vergelijkt. Gebruik de comparatief (vergrotende trap).

  1. Wij hebben een ___ (scheef) huis dan de buren.
  2. Joris is ___ (kaal) dan zijn vader.
  3. De lucht is nu veel ___ (donker) dan tien minuten geleden.
  4. Mijn haar is ___ (roze) dan een snoepje.
  5. Het huis van mijn grootouders ruikt ___ (muf) dan mijn huis.
  6. We hebben dit schooljaar een ___ (saai) docent dan vorig schooljaar.

Klaar? Maak dan zelf zinnen met: boos - precies - zuur - rood - gek 



timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Oefening 1 - Antwoorden
Opdracht: Maak een zin met de gegeven woorden waarin je twee personen of dingen met elkaar vergelijkt. Gebruik de comparatief (vergrotende trap).

  1. Wij hebben een schever huis dan de buren.
  2. Joris is kaler dan zijn vader.
  3. De lucht is nu veel donkerder dan tien minuten geleden.
  4. Mijn haar is rozer dan een snoepje.
  5. Het huis van mijn grootouders ruikt muffer dan mijn huis.
  6. We hebben dit schooljaar een saaiere docent dan vorig schooljaar.





timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Instructie
De superlatief maak je meestal met -st aan het einde.

Bijvoorbeeld:

  • groot - groter - grootst
  • lief - liever - liefst
  • vies - viezer - viest
  • gek - gekker - gekst
  • goedkoop - goedkoper - goedkoopst

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg
Enkele woorden hebben onregelmatige trappen van vergelijking:

  • goed - beter - best
  • kwaad (‘erg’) - erger - ergst (maar: kwaad (‘boos’) - kwader - kwaadst)
  • graag (‘met plezier’) - liever - liefst
  • veel - meer - meest
  • weinig - minder - minst

  • Uitspraak: van kwaad tot erger (betekenis: het wordt steeds erger)


Slide 19 - Tekstslide

Instructie
Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -de, -isch, -sd, -sk of -st, dan schrijf je bij de superlatief (overtreffende trap) niet -st, maar meest + bijvoeglijk naamwoord.

Bijvoorbeeld:

  • stupide - meest stupide
  • logisch - meest logisch
  • verbaasd - meest verbaasd
  • pittoresk - meest pittoresk
  • verrast - meest verrast

Slide 20 - Tekstslide

Instructie
de docent
de aardigste docent
  • Hij is de aardigste docent / Hij is de aardigste
  • Hij is het aardigst > dit is de beste optie voor schrijftaal
  • Hij is het aardigste > dit is niet fout, maar is meer spreektaal dan schrijftaal

het huis
het mooiste huis
  • Dit huis is het mooist > dit is de beste optie voor schrijftaal
  • Dit huis is het mooiste > dit is niet fout, maar is meer spreektaal dan schrijftaal





Slide 21 - Tekstslide

Oefening 2: De superlatief
Opdracht: Maak een zin met de gegeven woorden waarin je twee personen of dingen met elkaar vergelijkt. Gebruik de superlatief (overtreffende trap).

  1. Jullie docent is goed, maar wij hebben de ___ (goed). 
  2. In de zomer zwem ik graag, maar ik ga het ___  (graag) waterskiën. 
  3. Begrafenissen zijn de ___ (triest) gebeurtenissen uit mijn leven.
  4. De hoge gasrekeningen zijn het ___ (erg) voor arme mensen.
  5. Ik houd van elk schilderij van Van Gogh, maar van dit schilderij houd ik het ___ (veel).
  6. In het weekend kijkt hij graag Amerikaanse series. Friends vindt hij de ___ (komisch).

Klaar? Maak dan zelf zinnen met: boos - precies - zuur - rood - gek 



timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Oefening 2 - Antwoorden
Opdracht: Maak een zin met de gegeven woorden waarin je twee personen of dingen met elkaar vergelijkt. Gebruik de superlatief (overtreffende trap).

  1. Jullie docent is goed, maar wij hebben de beste.
  2. In de zomer zwem ik graag, maar ik ga het liefst waterskiën.
  3. Begrafenissen zijn de meest trieste gebeurtenissen uit mijn leven.
  4. De hoge gasrekeningen zijn het ergst voor arme mensen.
  5. Ik houd van elk schilderij van Van Gogh, maar van dit schilderij houd ik het meest.
  6. In het weekend kijkt hij graag Amerikaanse series. Friends vindt hij de meest komische (serie) / het meest komisch.




timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Oefening 3 tot 19:35 uur
Opdracht: Loop door de school. Maak ten minste vijf foto's waarbij je een vergelijking maakt. 

Bijvoorbeeld: De stift is kleiner dan het boek, maar de gum is het kleinst

Stuur de foto's + zinnen naar Anouk via WhatsApp




Slide 24 - Tekstslide

Jouw sjaal is even lang ___ de mijne.
A
dan
B
als

Slide 25 - Quizvraag

Zijn hoed is ___ die van mij.
A
hooger dan
B
hooger als
C
hoger dan
D
hoger als

Slide 26 - Quizvraag

logisch - logischer - het ___
A
meest logisch
B
logischst
C
logischste
D
logische

Slide 27 - Quizvraag