2024_04_03: Trappen van vergelijking (B2)

Trappen van vergelijking
Ik kan personen of dingen met elkaar vergelijken
Ik kan de comparatief op de juiste manier gebruiken
Ik kan de superlatief op de juiste manier gebruiken
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking
Ik kan personen of dingen met elkaar vergelijken
Ik kan de comparatief op de juiste manier gebruiken
Ik kan de superlatief op de juiste manier gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Pim is even lief dan / als Kees
A
dan
B
als

Slide 2 - Quizvraag

Pim is liever dan / als Merel
A
dan
B
als

Slide 3 - Quizvraag

Frits is de / het liefst
A
de
B
het

Slide 4 - Quizvraag

Vul het ontbrekende woord in:
laag - ___ - laagst

Slide 5 - Open vraag

Vul het rijtje aan:
veel - ___ - ____

Slide 6 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in:
dun - ___ - dunst

Slide 7 - Open vraag

Vul het rijtje aan:
graag - ___ - ____

Slide 8 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in:
duur - ___ - duurst

Slide 9 - Open vraag

Vul het rijtje aan:
weinig - ___ - ____

Slide 10 - Open vraag

Uitleg
De comparatief en superlatief gebruik je om personen of dingen met elkaar te vergelijken.

  • de positief (stellende trap): mooi / even mooi als / net zo mooi als
  • de comparatief (vergrotende trap): mooier dan / mooier(e) 
  • de superlatief (overtreffende trap): de mooiste of het mooist(e)


Slide 11 - Tekstslide

Uitleg
Let op de spelling bij de comparatief!

  • laag – lager, groot – groter
  • dik – dikker, wit – witter
  • lief – liever, braaf  – braver 
  • wijs - wijzer, boos - bozer

En ...
groot - groter, maar saai - saaier en mooi - mooier 




Slide 12 - Tekstslide

Uitleg
Soms eindigt een bijvoeglijk naamwoord op de letter -r. Dan komt er geen -er achter het woord maar -der.

Bijvoorbeeld:

  • ver – verder
  • zwaar – zwaarder
  • duur – duurder


Slide 13 - Tekstslide

Uitleg
Als een woord eindigt op de letter -e, die klinkt als een 'uh', schrijf je alleen een -r achter het woord.

Bijvoorbeeld:

  • oranje - oranjer

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg
de grote auto
een grote auto

het grote huis
een groot huis (!)

de mooie tas
een mooie tas

het mooie zwembad
een mooi zwembad (!)

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg
Voorbeeld: De winter

Dit jaar is de winter kouder dan vorig jaar.
Dit jaar hebben we een koudere winter dan vorig jaar.

Voorbeeld: Het land

Mijn land is kleiner dan Nederland.
Ik kom uit een kleiner land dan Nederland.



Slide 16 - Tekstslide

Uitleg
De superlatief maak je meestal met -st aan het einde.

Bijvoorbeeld:

  • groot - groter - grootst
  • lief - liever - liefst
  • vies - viezer - viest
  • gek - gekker - gekst
  • goedkoop - goedkoper - goedkoopst

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg
Enkele woorden hebben onregelmatige trappen van vergelijking:

  • goed - beter - best
  • kwaad (‘erg’) - erger - ergst (maar: kwaad (‘boos’) - kwader - kwaadst)
  • graag (‘met plezier’) - liever - liefst
  • veel - meer - meest
  • weinig - minder - minst

Uitspraak: van kwaad tot erger (betekenis: het wordt steeds erger)


Slide 18 - Tekstslide

Uitleg
Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -de, -isch, -sd, -sk of -st, dan schrijf je bij de superlatief (overtreffende trap) niet -st, maar meest + bijvoeglijk naamwoord.

Bijvoorbeeld:

  • stupide - meest stupide
  • logisch - meest logisch
  • verbaasd - meest verbaasd
  • pittoresk - meest pittoresk
  • verrast - meest verrast

Slide 19 - Tekstslide

Jouw sjaal is even lang ___ de mijne.
A
dan
B
als

Slide 20 - Quizvraag

Zijn hoed is ___ die van mij.
A
hooger dan
B
hooger als
C
hoger dan
D
hoger als

Slide 21 - Quizvraag

logisch - logischer - het ___
A
meest logisch
B
logischst

Slide 22 - Quizvraag

Wat heb jij geleerd
tijdens deze workshop?

Slide 23 - Open vraag

Waar ga je nog mee oefenen?
Hoe ga je dat doen?

Slide 24 - Open vraag