Thema 6: Trappen van vergelijking

Grammatica
Vandaag herhalen we de 'trappen van vergelijking'. 

In het Latijn:
Comparatief (vergrotend)
Superlatief (overtreffend)
Zie boek pagina 176-179
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Vandaag herhalen we de 'trappen van vergelijking'. 

In het Latijn:
Comparatief (vergrotend)
Superlatief (overtreffend)
Zie boek pagina 176-179

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Je gebruikt de vergelijkende trap wanneer je twee of meer dingen met elkaar vergelijkt: je kijkt naar het verschil tussen twee of meer personen/dingen/dieren.

Je gebruikt het bij adjectieven.

We noemen het een trap, omdat het elke keer (bij elke tree) meer wordt.


Slide 2 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met
vergelijking?

A
Dat er een overeenkomst is.(iets/ iemand is hetzelfde)
B
Dat er een verschil is. (iets/iemand is anders)
C
.

Slide 3 - Quizvraag

regelmatige en onregelmatige
trappen van vergelijking
regelmatig
          woord / woord + er / woord + st
          bijv.blauw / blauwer / blauwst
                   donker/ donkerder/ donkerst
                   lief/ liever / liefst
onregelmatig
 goed/ beter/ het beste
 veel/ meer/ het meeste 
graag/ liever / het liefste




Slide 4 - Tekstslide

Welke comparatieven
(vergrotend)
ken je al zonder boek?

Slide 5 - Woordweb

Welke superlatieven
(overtreffend)
ken je al zonder boek?

Slide 6 - Woordweb

Hieronder staan trappen van vergelijking. Welke is goed?



A
groen-groenst-groener
B
groen-groener-groenst
C
groenst-groen-groener

Slide 7 - Quizvraag

Een olifant is ____ dan een muis.

Slide 8 - Open vraag

Mijn vriend is ____ dan jouw vriend.

Slide 9 - Open vraag

Maak een korte zin met met het woord 'koud'.
* gebruik de trappen van vergelijking (comparatief of superlatief) * gebruik Hoofdletters en punten.

Slide 10 - Open vraag

Schrijven: vergelijkingen
Je school in Nederland is anders dan  in jouw geboorteland. Maak hieronder een vergelijking tussen je oude school (vroeger) en hoe het nu is in Nederland. 

Denk eerst goed na over je oude SCHOOL                
  • Waar is die school?                                                                                    
  • Wat voor soort school is het?                                                                

Schrijf daarna minimaal drie vergelijkingen op.  Je schrijft dus eerst iets over je oude school en dan schrijf je over NLTraining of over de school van jouw kind. 

Bijvoorbeeld: NLTraining is kleiner dan mijn oude school. De lokalen bij NLTraining zijn net zo groot als op mijn oude school.
Let op! Denk aan hoe je de woorden schrijft, leestekens, hoofdletters : gebruik GEEN Google translate! 
Gebruik: de trappen van vergelijking


Slide 11 - Tekstslide

Verschillen
Comparatief en Superlatief gebruiken we dus bij vergelijkingen en wanneer er een verschil is. 

Ik ben ouder dan jij (bent). 
Het studieboek is groter dan mijn leesboek. 

Slide 12 - Tekstslide

Geen verschil
Is het hetzelfde? Is er geen verschil?
Dan gebruik je het woord even.

Adam en Alicja zijn even oud. 
Deze twee boeken zijn even groot.
Fatma en Prince schrijven even netjes.

Slide 13 - Tekstslide

DAN
Als het verschillend is (dus niet hetzelfde) gebruik je dan.

Bijvoorbeeld:
Ik vind voetbal leuker dan zwemmen.
Pedro is groter dan Marcin.

Slide 14 - Tekstslide

ALS
Is het hetzelfde dan gebruik je als.

 
Bijvoorbeeld:
Maria is even snel als Barbara.
Pawel spreekt even goed Pools als Alicja.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Sap is ___ nat____thee.
A
als - als
B
even - als
C
even - dan
D
zo - zoals

Slide 17 - Quizvraag

103 is ..... 102
A
meer als
B
groter als
C
meer dan
D
hoger dan

Slide 18 - Quizvraag

Spreken
Wat zijn de verschillen tussen Nederland 
en jouw geboorteland?
Kijk goed naar de zinnen. Als je aan de beurt bent, 
moet je de trappen van vergelijking  gebruiken! 

Het kleine rad:   cursisten
Het grote rad:    de vraag die je moet beantwoorden

Begin je antwoord met: 
'In mijn geboorteland...

Slide 19 - Tekstslide

Verder met Van Start
Nu gaan we verder met het boek Van Start
Oefening 11 en 12, Pagina 180-182
Met de NS naar Dierenpark Emmen / Lezen en internet 

Extra vraag: 
Zoek op: Wanneer staken de bussen en trams deze week?
Kijk op: https://www.u-ov.info/ 

Slide 20 - Tekstslide