§2.5 Oligopolie en § 2.6 Marktprestaties en welvaart

§ 2.5 Oligopolie
Wat zijn de kenmerken van een oligopolie?

Kernwoorden:
- prijszetter
- maximale winst
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

§ 2.5 Oligopolie
Wat zijn de kenmerken van een oligopolie?

Kernwoorden:
- prijszetter
- maximale winst

Slide 1 - Tekstslide

Oligopolie
  • Bij een oligopolie is er sprake van maar een paar aanbieders. Je moet dus als producent altijd rekening houden met je concurrenten. 
  • Om de winst te maximaliseren, zal er nog steeds gekeken worden naar MO = MK. Echter, omdat er meer aanbieders zijn dan bij een monopolie, zal de prijs ......................... liggen dan bij een monopolie. 

Slide 2 - Tekstslide

Oligopolie
  • Bij een oligopolie is er sprake van maar een paar aanbieders. Je moet dus als producent altijd rekening houden met je concurrenten. 
  • Om de winst te maximaliseren, zal er nog steeds gekeken worden naar MO = MK. Echter, omdat er meer aanbieders zijn dan bij een monopolie, zal de prijs lager liggen dan bij een monopolie. 

Slide 3 - Tekstslide

§ 2.6 Marktprestaties en welvaart
Welke marktvorm levert de meeste welvaart op?

Kernwoorden:
- efficiënte markt
- consumentensurplus
- producentensurplus
- welvaartsverlies

Slide 4 - Tekstslide

Volkomen concurrentie = meest efficiënt
Welke marktvorm levert de hoogst welvaart op? De optelsom van het consumentensurplus en producentensurplus is een maatstaf voor de welvaart.

Je kan bewijzen dat de marktvorm volkomen concurrentie het meest efficiënt is: de hoogste optelsom van consumenten- en producentensurplus.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Qv = -10p + 200 
TK = 5q 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Qv = -10p + 200 
TK = 5q 

Slide 7 - Tekstslide

Als de marktvorm monopolie zou zijn, zou de maximale winst behaald worden bij q = .......... en een prijs van ........... .  
Consumentensurplus: 
...........................................
...........................................
Producentensurplus: 
...........................................
...........................................
...........................................
CS + PS = .................................................................................

Slide 8 - Tekstslide

Als de marktvorm monopolie zou zijn, zou de maximale winst behaald worden bij q = 75 en een prijs van 12,5.  
Consumentensurplus: 
(20-12,5) x 75 / 2 = 281,25
Producentensurplus: 
TW = TO – TK = 
(75 x 12,5) – (5 x 75) =  
937,5 – 375 = 562,5

CS + PS = 281,25 + 562,5 = 843,75

Slide 9 - Tekstslide

Als de marktvorm volkomen concurrentie zou zijn, zou de maximale winst behaald worden bij een lagere prijs; op lange termijn gelijk aan ..................., dus bij een prijs van ............ .
Consumentensurplus: 
.....................................
.....................................
Producentensurplus: 
.....................................
CS + PS = ...................

Slide 10 - Tekstslide

Als de marktvorm volkomen concurrentie zou zijn, zou de maximale winst behaald worden bij een lagere prijs; op lange termijn gelijk aan GTK, dus bij een prijs van 5.
Consumentensurplus: 
(20-5) x 150 / 2 = 1125
Producentensurplus: 0
CS + PS = 1125

Slide 11 - Tekstslide

Welvaartsverlies
Het verschil tussen de totale surplussen van volkomen concurrentie en een andere marktvorm noemen we het welvaartsverlies.

In het voorbeeld is het welvaartsverlies van monopolie dus gelijk aan ..............................................................................

Slide 12 - Tekstslide

Welvaartsverlies
Het verschil tussen de totale surplussen van volkomen concurrentie en een andere marktvorm noemen we het welvaartsverlies.

In het voorbeeld is het welvaartsverlies van monopolie dus gelijk aan 1125 – 843,75 = 281,25

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video