4A2 7-3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

Today

Unit 4 Lesson 1 check

Unit 4 lesson 2

Work on your kijk- luisterskills

Unit 4 lesson 1

All done?

Let's have a look!

Are you keeping up with the words?

Unit 4 lesson 2

Grammar and reading

Grammar explanation!

Relative pronouns!

Betrekkelijke voornaamwoorden

Got it? ;)

Forget about that!

When do you use

Who / Which / That / Whose 

?

Als je refereert naar een persoon, ding of dier die je niet nog een keer wil noemen. Het koppelt delen van zinnen aan elkaar die over hetzelfde gaan!

Het meisje dat daar loopt

De auto die daar rijd

Wanneer gebruik je Who?

1. Mensen
2. Dieren
3. Dingen
4. Allemaal

Wanneer gebruik je which?

1. Dieren
2. Dingen
3. Mensen
4. Allemaal

Dus

Mensen = Who

Dieren, dingen = Which

Als er geen komma staat voor Who of Which kun je ook That gebruiken

The person who (that) is wearing a hat.

The dog which (that) is sleeping right now

Maar dus niet:

My brother, who lives in Italy, likes pizza!

Daar kun je geen That gebruiken!

Whose

Wat betekent whose?

Whose

Bij bezit!

That teacher, whose car is broken now, came here by bike!

www.englisch-hilfen.de

You're up!

Unit 4 lesson 2

Do the exercises

make sure you understand this bit of grammar!

Done?

Practice your listening skills!