Overheid, Belasting betalen in box 1 (2)

Bijv.
Hypotheekrente
Reiskosten OV
Studiekosten
Bijv.
Leaseauto
Eigenwoning- forfait

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bijv.
Hypotheekrente
Reiskosten OV
Studiekosten
Bijv.
Leaseauto
Eigenwoning- forfait

Slide 1 - Tekstslide

Burak in box 1, blz 148 & Hulp bij belastingen, blz 150
Werkboek, schrift, pen, rekenmachine en telefoon!

Lees mee, denk mee en reken mee!

Slide 2 - Tekstslide

Belasting betalen in box 1

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Blz. 148, Burak in box 1, vraag 1:
Burak is 32 jaar, werkt als accountant-administratieconsulent (AA) bij een accountantsbureau in Velsen, woont niet samen en heeft geen kinderen. Hij heeft een bruto-jaarinkomen van € 45.000,- en woont in een huis dat hij heeft gekocht met behulp van een hypotheek. De hypotheeklening bedraagt € 170.000,- met een rente van 2,2% per jaar. Bereken voor Burak het belastbaar inkomen in box 1 in 2019. Alleen het eindantwoord.

Slide 5 - Open vraag

Burak in box 1, p. 148 vraag 1
Bruto jaarinkomen
Aftrekposten -
Bijtellingen +
Belastbaar inkomen

- Bruto jaarinkomen: € 45.000
- Aftrekposten: Hypotheekrente 2,2% van € 170.000 (hypotheeklening) =
(2,2 / 100) x 170.000 = € 3.740
- Bijtellingen:  € 0,-

Belastbaar inkomen = € 45.000 – € 3.740 = € 41.260 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld schijventarieven
Wanda heeft een belastbaar inkomen van € 70.000,-
Bereken hoeveel belasting Wanda moet betalen.

Slide 7 - Tekstslide

Visueel

Slide 8 - Tekstslide

In het schema € 70.000
Belastbaarinkomen          € 70.000,-
Schijf 1   (max € 19.645)   € 19.645,-        -                               x  0,3625  =  €    7.121
over                                           €50.355,-
Schijf 2.  (max € 13.718)   € 13.718-         -                               x  0,42       =  €    5.761,-
over.                                          € 36.637,-
Schijf 3.  (max € 23.168)  € 23.168,-       -                               x 0,42        =  €    9.730,-
over                                           € 13.469,-
Schijf 4.    (oneindig).        € 13.469,-          -                                x 0,52        =  €   7.003,-              +
                                                    € 0,-                                                Belasting:          € 29.615,-
                                                                                             
           

Slide 9 - Tekstslide

Heffingskorting
Iedereen in Nederland heeft recht op heffingskorting.
Hoeveel is afhankelijk van je situatie. 
Deze heffingskorting gaat af van de inkomstenbelasting die je hebt uitgerekend via de schijven. 
Dus: nadat je hebt uitgerekend hoeveel belasting je moet betalen, dan pas haal je de heffingskorting(en) er vanaf.

Slide 10 - Tekstslide

Blz. 148, Burak in box 1, vraag 2:
Bereken voor Burak de te betalen belasting in box 1 in 2019 (rond af in het voordeel van Burak). Bealstbaar inkomen is € 41.260 (zie vraag 1).

Slide 11 - Open vraag

Burak in box 1, p. 148 vraag 2
Belastbaar inkomen: € 41.260, nu schijven gebruiken:
Schijf 1: 20.384 x 0,3665 = 7.470,74
Over (€ 41.260 – 20.384 = 20.876)
Schijf 2: 20.876 x 0,3810 = 7.953,76
Belasting uit schijven =  7.470,74 + 7.953,76 =  € 15.424,49

Nu pas de korting eraf halen!
Te betalen belasting: 15.424,49 – 1.402 – 2.742 = € 11.280 (voordelig afgerond)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Hoe bereken je de gemiddelde belastingdruk in box 1 (te betalen belasting als percentage van het brutoloon)?
A
te betalen belasting / bruto inkomen x 100%
B
te betalen belasting/ belastbaar inkomen x 100%
C
bruto inkomen/ te betalen belasting x 100%

Slide 14 - Quizvraag

Blz. 148, Burak in box 1, vraag 3:

Bereken voor Burak de gemiddelde belastingdruk in box 1 in 2019.
A
(45.000/ 11.280) x 100% = 398,94%
B
(11.280 / 45.000) x 100% = 25,07%

Slide 15 - Quizvraag

Hoe bereken je de marginale belastingdruk in box 1 (het belastingpercentage dat wordt betaald over de laatstverdiende euro)?
A
Percentage van de laagste schijf waarin iemand met zijn inkomen valt
B
Percentage van de hoogste schijf waarin iemand met zijn inkomen valt
C
Percentage van de te betalen belasting

Slide 16 - Quizvraag

Blz. 148, Burak in box 1, vraag 4:

Bereken voor Burak de marginale belastingdruk in box 1 in 2019.

A
36,65%
B
38,10%
C
51,75%

Slide 17 - Quizvraag

Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 1:

Door welk(e) element(en) ontstaat het verschil tussen bruto inkomen en belastbaar inkomen?
A
aftrekposten
B
heffingskortingen
C
schijventarieven
D
bijtellingen

Slide 18 - Quizvraag

Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 2:

Waaruit blijkt dat hier sprake is van een progressief stelsel van loonheffing
A
Lagere inkomens betalen relatief / procentueel meer belasting.
B
Hogere inkomens betalen relatief / procentueel evenveel belasting als lagere inkomen.
C
Hogere inkomens betalen relatief / procentueel meer belasting.
D
Lagere inkomens betalen relatief / procentueel meer belasting.

Slide 19 - Quizvraag

Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 3:

Bereken het getal dat in tabel 1 bij (a) moet staan.

Slide 20 - Open vraag

Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 3:
Belastbaar inkomen € 27.200
Schijf 1: € 15.883 x 0,32 = € 5.082
Over (€ 27.200 –  € 15.883 = 11.317)
Schijf 2: € 11.317  x 0,38 = € 4.300
Belasting uit schijven: € 5.082 + € 4.300 = € 9.382 
Nu pas de korting eraf halen!
Te betalen belasting: € 9.382  – € 2.596  =  € 6.786


Slide 21 - Tekstslide

Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 4:
Als de eerste schijf wordt verlengd, heeft de persoon met het belastbaar inkomen van € 15.400 daarvan meer voordeel dan die met het belastbaar inkomen van € 90.000.






Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 4:
Als de eerste schijf wordt verlengd, heeft de persoon met het belastbaar inkomen van € 15.400 daarvan meer voordeel dan die met het belastbaar inkomen van € 90.000.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 4:
Als de eerste schijf wordt verlengd, heeft de persoon met het belastbaar inkomen van € 15.400 daarvan meer voordeel dan die met het belastbaar inkomen van € 90.000.

Dit is onjuist omdat in dit geval de eerste schijf tot een belastbaar inkomen van € 15.883 loopt. Deze persoon valt met een belastbaar inkomen van € 15.400 sowieso in de eerste schijf dus merkt niets van een verleniging.

Slide 23 - Tekstslide

Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 4:
Als aftrekposten worden afgeschaft, hebben personen met een hoog inkomen daarvan in euro’s uitgedrukt een groter nadeel dan personen met een laag inkomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Blz. 150, Hulp bij de belastingen, vraag 4:
Als aftrekposten worden afgeschaft, hebben personen met een hoog inkomen daarvan in euro’s uitgedrukt een groter nadeel dan personen met een laag inkomen. 

Dit is juist omdat aftrekposten ervoor zorgen dat het belastbaar inkomen kleiner wordt waardoor zij minder belasting hoeven te betalen. Vallen de aftrekposten weg dan zullen zij over een groter bedrag belasting moeten betalen.

Slide 25 - Tekstslide

Samenvattende stappen
1. Je berekent hoeveel het belastbaar inkomen is.
2. Je verdeelt het belastbaar inkomen over de schijven en rekent uit hoeveel belasting er moet worden betaald in box 1. 
3. Je haalt de heffingskorting af van het bedrag dat aan belasting moet worden betaald.

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag..
Zie de studiewijzer voor de opgaven, inleveren via Classroom.

Veel oefenen en bekijk ook de video's!!! Succes!!!

Slide 27 - Tekstslide