Massa en Volume

LES 1
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

LES 1

Slide 1 - Tekstslide

boek + schrift op tafel

Slide 2 - Tekstslide

Lezen 2.3

blz  24,25,26

Slide 3 - Tekstslide

§ 2.3 Massa en volume
Lesdoelen:
Ik weet wat er bedoelt wordt met massa en volume.
Ik kan het volume berekenen van voorwerpen met verschillende vormen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Een hoeveelheid stof afmeten
  • weegschaal: vaste stoffen zoals suiker en meel

  • maatcilinder: vloeistoffen zoals water.

Slide 6 - Tekstslide

Massa
Hoe zwaar is de stof.

Geef je aan in het aantal gram of kilogram.

g ==> kg  : 1000
g <== kg x 1000
N

Slide 7 - Tekstslide

Volume
De grootte van het voorwerp.
Vaste stoffen in cmdm
Vloeistoffen in milli Liter of Liter
1 cm3 = 1 mL
1 dm3 = 1 L
mL ==> L : 1000
L ==> mL x 1000 
N

Slide 8 - Tekstslide

verwerken
Maak opgave 
22, blz 27

Slide 9 - Tekstslide

§ 2.3 Massa en volume
Lesdoelen:
Ik weet hoe ik berekeningen moet opschrijven.
Ik kan het volume berekenen van voorwerpen met verschillende vormen.


Slide 10 - Tekstslide

Herhaling

Slide 11 - Tekstslide

Berekeningen opschrijven
Gebruik het volgende schema:
N

Slide 12 - Tekstslide

Het volume berekenen
1. Rechthoekig voorwerp:
volume = lengte × breedte × hoogte       
Formule:                 
V = l · b · h



N

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld:
N

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld:
N

Slide 15 - Tekstslide

Verwerking
Bereken het volume van alle blokjes op het 
werkblad.
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

nabespreking

Slide 17 - Tekstslide

LES 2

Slide 18 - Tekstslide

§ 2.3 Massa en volume
Lesdoelen:
Ik weet hoe ik berekeningen moet opschrijven.
Ik kan het volume berekenen van voorwerpen met verschillende vormen.


Slide 19 - Tekstslide

Lezen 2.3

blz  24,25,26

Slide 20 - Tekstslide

Bereken het volume van dit blokje in cm3
Schrijf de hele berekening op zoals het hoort

Slide 21 - Tekstslide

Bereken het volume van dit blokje in cm3
Schrijf de hele berekening op zoals het hoort

Slide 22 - Tekstslide

Het volume berekenen
Cilinder vormig voorwerp:


V=πr2h
volume=πstraal2hoogte

Slide 23 - Tekstslide

onregelmatige vorm

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Het volume berekenen
2. onregelmatige vorm 
(onderdompel methode)
volume = volumeeind - volumebegin    
Formule:                   
V = Ve - Vb  

Omrekenen: 
1 mL = 1 cm3



N

Slide 26 - Tekstslide

voorbeeld
N

Slide 27 - Tekstslide

Samen

Slide 28 - Tekstslide

Bereken het volume van deze twee voorwerpen

Slide 29 - Tekstslide

nabespreking

Slide 30 - Tekstslide

verwerking
maak opgave 23,24 en 29
blz. 27,28

Slide 31 - Tekstslide

exit ticket:
Vertel wat je deze les hebt geleerd.

Slide 32 - Open vraag

opdracht
meet het volume van:
een rechthoekig voorwerp
een cilindervormig voorwerp
een onregelmatig gevormd voorwerp

Schrijf alle berekeningen op zoals het hoort.

Slide 33 - Tekstslide

Het volume berekenen
Voorwerpen nemen een bepaalde ruimte in.
Die ruimte noem je het volume van het voorwerp.
Je kunt het volume van een rechthoekig voorwerp berekenen met de formule:
                                 Volume = lengte × breedte × hoogte
Of in letters:
                                              V = l · b · h

Slide 34 - Tekstslide

Volume
l = 5,0 cm
b = 3,0 cm
h = 4,0 cm

V = l x b x h = 5,0 x 3,0 x 4,0 = 60 cm3

Slide 35 - Tekstslide

Doe 4 metingen
Massa = ….. gram

l = …. cm
b = .… cm
h = …. cm

V = l x b x h = .... x .… x .… = ….cm3



Slide 36 - Tekstslide

Zo kan het er dan uitzien:
Massa = 120 gram

l =  4 cm
b = 2 cm
h = 10 cm

V = l x b x h = 4 x 2 x 10 = 80 cm3



Slide 37 - Tekstslide

Massa
De eenheid van massa is de gram (g).
Je zegt dat de grootheid massa wordt gemeten in de eenheid gram.
Van de gram zijn verschillende grotere en kleinere eenheden afgeleid, zoals de ton (t), de kilogram (kg) en de milligram (mg). Onthoud:

  •     1 t = 1000 kg
  •     1 kg = 1000 g
  •     1 g = 1000 mg

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Gewicht
In de natuurkunde zijn massa en gewicht twee verschillende dingen.
De massa geeft aan uit hoeveel stof een voorwerp bestaat.
Het gewicht is de kracht waarmee het voorwerp aan je handen trekt (als je het optilt) of op de vloer drukt (als je het neerzet).
Hoe groot het gewicht is, hangt niet alleen af van de massa (= de hoeveelheid stof in het voorwerp), maar ook van de sterkte van de zwaartekracht.

Slide 40 - Tekstslide

Volume
  • Met een maatcilinder kun je het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.
  • Je weet dan hoeveel ruimte de vloeistof inneemt.
  • Het volume is een maat voor de hoeveelheid stof:
    2× zoveel volume betekent dat je 2× zoveel stof hebt, enzovoort.

Slide 41 - Tekstslide

Volume
In figuur 3 zie je hoe je een maatcilinder afleest: met je ogen op dezelfde hoogte als het vloeistofoppervlak. Op die manier vind je het volume van de vloeistof in milliliter (mL).

Slide 42 - Tekstslide

Volume
De milliliter is afgeleid van de eenheid liter (L).
Deze eenheid wordt alleen voor vloeistoffen en gassen gebruikt.
In andere gevallen gebruik je kubieke decimeter (dm3).
Toch betekenen de aanduidingen liter en dm3 precies hetzelfde:
1 liter is hetzelfde als 1 dm3: de ruimte die wordt ingenomen door een kubus met ribben van 1 dm;
1 milliliter is hetzelfde als 1 cm3: de ruimte die wordt ingenomen door een kubus met ribben van 1 cm (figuur 4).

Slide 43 - Tekstslide

Volume
• 1 m3 = 1000 dm3 = 1000 L

• 1 dm3 = 1000 cm3 = 1 L

• 1 cm3 = 1 mL

Slide 44 - Tekstslide

Het volume berekenen
Als je de afmetingen (l, b, h en r) invult in centimeters (cm), vind je het volume in kubieke centimeter (cm3).
Als je de afmetingen invult in decimeters (dm), vind je het volume in kubieke decimeter (dm3).

Slide 45 - Tekstslide

Het volume berekenen
Je kunt het volume van een cilinder berekenen met de formule:
volume = pi × straal × straal × hoogte (figuur 6). Of in letters:

V = π · r2 · h

Slide 46 - Tekstslide

Cilinder

V = π · r· h

Slide 47 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
Bereken het volume van een beschuitbus. De bus is 20 cm hoog en heeft een diameter van 11,2 cm. Rond af op een geheel getal.
gegevens:   r = 11,2 : 2 = 5,6 cm
                         h = 20 cm
gevraagd:    V = ? cm3
uitwerking: V = π · r2 · h = π × (5,6)2 · 20 ≈ 1970 cm3

Slide 48 - Tekstslide

Onderdompelmethode
1  Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte met water.
2  Lees de stand van het water af. Dit noem je de beginstand.
3  Laat het voorwerp voorzichtig in het water zakken. Het voorwerp moet   helemaal onder water komen.
4  Lees opnieuw de stand van het water af. Dit noem je de eindstand.
5  Reken uit: eindstand – beginstand. Dit is het volume van het voorwerp.

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • Wat: lees en maak opgaven 6 t/m 12 van H 2.3 vanaf blz. 51.   
  • Hoe: helemaal stil!      
  • Hulp: docent   
  • Tijd:  20 minuten lang     
  • Huiswerk: opdrachten 1 t/m 5 van paragraaf H 2.3 online 
  • Klaar?: opg 6.

Rood=stil, geen vragen. Oranje= stil, vragen docent. Groen= fluisteren

Slide 53 - Tekstslide