heeft veel voeten in de aarde: kost nogal wat moeite
verkocht: enthousiast
uitdaagt: verleidt
beamen: zeggen dat je het met iets eens bent/dat iets klopt.
een vlucht nemen: groot worden
beslechten:beslissen
gradaties: niveaus
participerende: meedoende; deelnemende
een brug te ver: te moeilijk; niet haalbaar
gefocust: geconcentreerd
scherp: goed in vorm
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Iemand doet iets
Katja schijnt met de zaklamp
Naamwoordelijke gezegde
Iemand is iets of wordt iets
Oscar schijnt heel betrouwbaar
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Naamwoordelijke gezegde
Slide 6 - Tekstslide
Koppelwerkwoord
Een naamwordelijk gezegde heeft altijd een koppelwerkwoord:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
Hulpwerkwoord
Als er méér werkwoorden in de zin staan naast het koppelwerkwoord, zijn de overige werkwoorden allemaal hulpwerkwoorden.
Als er meer dan één werkwoord in de zin staat, is de persoonsvorm altijd een hulpwerkwoord.
Zelfstandig werkwoord
In een zin met een werkwoordelijk gezegde staat altijd een zelfstandig werkwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Huiswerk
Opdracht 5 en 6 nakijken
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht 5
(1) Om (vz) half vier ruk ik me eindelijk (bw) los van (vz) mijn telefoon. (2) Mijn (bez.vnw) vingers zijn (hww) veranderd (zww) in een (olw) soort dode (bn) takjes – nog even en mijn touchscreen (zn) herkent me (pers.vnw) niet meer als mens (zn). (3) Ik (pers.vnw) ben zeker anderhalf uur van huis en moet nu echt (bw) beginnen aan de (blw) terugtocht. (4) Anders ben (zww) ik niet (bw) vóór donker terug.
(5) Terwijl ik door (vz) de grijze (bn) stad loop en weer mechanisch (bw) popcorn (zn) eet, denk ik aan de verwoestingen waarover ik heb gelezen. (6) Ik denk aan (vz) de foto’s van water dat metrostations in spuit en van mensen die alles verloren hebben.
(7) Want orkaan (zn) Sandy viel dus (bw) niet mee.
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 6*
1. Juist; worden is het enige ww in de zin, dus is het kww.
2. Onjuist; blijven heeft hier de betekenis van zich bevinden en dan is het zww.
3. Onjuist; het kww is geweest. Het ww is is een hww.
4.Juist; zijn is hier zww: het koppelt geen eigenschap aan het ow en het betekent hier zich bevinden.
Slide 10 - Tekstslide
Formuleren
OPA
Onderwerp Persoonsvorm Ander zinsdeel
Varieer in de zinsopbouw!
APO
POA - vragend maken van de zin
PA - gebiedende wijs
Video-uitleg en maak opdracht 1 en 2
Slide 11 - Tekstslide
Spel een Engels leenwoord
Als één woord: een gebruikelijke samenstelling met één klemtoon, lookalike, parttimer, voicemail
Een koppelteken: als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, time-out, sit-up.
De delen los bij sommige woordgroepen met twee klemtonen, full speed, total loss, second opinion, low budget
Slide 12 - Tekstslide
Spel een Frans leenwoord
Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
behalve als het nodig is voor de uitspraak: Paté, volière, coûte que coûte.
Gebruik het woordenboek!!!
Slide 13 - Tekstslide
Vervoegen van Engelse werkwoorden
Engelse w.w. vervoeg je als Nederlandse zwakke w.w.
Stam: -en van het w.w. afhalen, soms laat je de -e staan.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.