taaltoets blok 3

wat is hier een bevel zin
A
Wil je opruimen
B
Ruim op!
C
Ga je opruimen?
D
Ik wil
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

wat is hier een bevel zin
A
Wil je opruimen
B
Ruim op!
C
Ga je opruimen?
D
Ik wil

Slide 1 - Quizvraag

wat is hier een bevel zin
A
Ik ga naar huis
B
Ik loop naar huis
C
Ga ik naar huis?
D
Ga naar huis!

Slide 2 - Quizvraag

maak hier een bevel zin van
Ga je de tafel dekken?

Slide 3 - Open vraag

wat heb je nodig voor het maken van een bevelzin
A
werkwoord ,punt
B
een wie deel en een uitroep teken
C
werkwoord en een uitroepteken
D
een wie deel en een punt

Slide 4 - Quizvraag

welk leestteken moet hier achter
Ga ik met mama mee
A
vraagteken
B
uitroepteken
C
punt
D
komma

Slide 5 - Quizvraag

welk leestteken moet hier achter
Doe de deur dicht
A
uitroepteken
B
komma
C
vraagteken
D
punt

Slide 6 - Quizvraag

welk leestteken moet hier achter
Ik ga vanmiddag paardrijden
A
uitroepteken
B
vraagteken
C
komma
D
punt

Slide 7 - Quizvraag

welke trap van vergelijking past in de zin
Ik kan ............ zwemmen dan jij (snel)
A
snel
B
sneller
C
snelst
D
sneler

Slide 8 - Quizvraag

welke trap van vergelijking past in de zin
Ellen is de .......... van de groep (jong)
A
jong
B
jongst
C
jonger
D
jongste

Slide 9 - Quizvraag

maak de zin af
Peter is .......... in rekenen (best)

Slide 10 - Open vraag

maak de zin af
Hij maakt .......... sommen dan zinnen
(graag)

Slide 11 - Open vraag