Avoir, être, aller et faire
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
nous sommes
A
wij zijn
B
jullie zijn
C
wij hebben
D
jullie hebben
Slide 5 - Quizvraag
Elles vont
A
Ze doen
B
Ze gaan
C
Ze doet
D
Ze doen
Slide 6 - Quizvraag
je vais
A
ik ben
B
ik ga
C
ik heb
D
ik doe
Slide 7 - Quizvraag
Vous êtes
A
Wij zijn
B
Jullie zijn
C
Wij hebben
D
Jullie hebben
Slide 8 - Quizvraag
tu as
A
jij bent
B
jij hebt
C
jij ziet
D
jij eet
Slide 9 - Quizvraag
Vertaal (il est)
Slide 10 - Open vraag
Vertaal (je vais)
Slide 11 - Open vraag
Vertaal (elle a)
Slide 12 - Open vraag
Vervoeg Tu (être)
Slide 13 - Open vraag
Vervoeg elles (être)
Slide 14 - Open vraag
Vervoeg elle (aller)
Slide 15 - Open vraag
Elles (aller) à la piscine.
Slide 16 - Open vraag
Vervoeg Mes parents (avoir)
Slide 17 - Open vraag
Vervoeg le chat (être) dans la maison
Slide 18 - Open vraag
Vervoeg je (aller) prendre un taxi.
Slide 19 - Open vraag
Vervoeg nous (aller) au match du PSG.
Slide 20 - Open vraag
Vervoeg les croissants (être) délicieux
Slide 21 - Open vraag
Qui représente les Pays-Bas à l'Eurovision le 17 mai 2025?
