Hoofdstuk 12 les 3: 12.4

Herhaling 12.1 t/m 12.3
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 12.1 t/m 12.3

Slide 1 - Tekstslide

Stel je bent een plant. En je kan niet rennen. Wat kan je dan doen tegen konijntjes en rupsen?

Slide 2 - Open vraag

Wat is de eerste barrière van de aspecifieke afweer?
A
Een ontsteking
B
Macrofagen
C
Huid/slijmvliezen
D
Lymfocyten

Slide 3 - Quizvraag

Een virus dat RNA als erfelijk materiaal heeft, zal (meestal) na binnendringen in de cel...
A
RNA omzetten in DNA om in de celkern te brengen
B
het RNA gebruiken om eiwitten te maken
C
het RNA dupliceren
D
RNA in de celkern brengen

Slide 4 - Quizvraag

Een macrofaag (of fagocyt) kan...
A
alleen bacteriën fagocyteren
B
alleen bacteriën en virussen fagocyteren
C
antistoffen maken
D
alles fagocyteren wat lichaamsvreemd is

Slide 5 - Quizvraag

Natural killer cellen mogen natuurlijk niet zomaar gezonde cellen kapotmaken. Hoe wordt normaal gesproken een gezonde cel herkend?
A
Door binding aan MHC-1 moleculen
B
Door binding aan MHC-2 moleculen
C
Door binding aan cytokinen
D
Door binding aan complement eiwitten

Slide 6 - Quizvraag

Dus waarvoor dienen de MHC 1 en MHC 2 eiwitten aan de buitenkant van cellen?
A
Om de transplantatie van organen mogelijk te maken
B
Om de herkenning van bacteriecellen mogelijk te maken
C
Om de inhoud van cellen weer te geven op de buitenkant
D
Om geïnfecteerde cellen mee te doden

Slide 7 - Quizvraag

Waar dienen cytokinen voor?
A
Afbreken van celmembraan ziekteverwekker
B
Ze plakken vast aan een ziekteverwekker
C
Als signaalstof tussen verschillende cellen
D
Het zijn antigenen van lichaamseigen cellen

Slide 8 - Quizvraag

Specifiek!
Specifiek betekent: slechts gericht tegen één antigeen. Dus een antistof 'past' maar op één antigeen. Antistoffen tegen waterpokken werken dus niet tegen de mazelen. Helaas.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

T-helpercellen
T-helpercellen hebben een opstartende en stimulerende rol bij de specifieke en aspecifieke afweer. Ze stimuleren B-lymfocyten om antistoffen te maken en de  macrofagen om nog even door te gaan met fagocyteren.
Ook kunnen de de afweer remmen als deze niet meer nodig is.

Slide 15 - Tekstslide

Dendritische cel
De dendritische cel is een speciaal soort macrofaag, die antigenen op zijn buitenkant zet en hiermee naar de lymfoïde organen reist. Daar stimuleert de dendritische cel de specifieke afweer.

Slide 16 - Tekstslide

BINAS 84L2

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Antistoffen binden aan 'hun' antigeen, en vervolgens:
Vaak alle 4 de acties tegelijk!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

de vragen
Zet je hersens aan en doe wat met de zojuist opgenomen informatie!

Slide 26 - Tekstslide

Welke bewering over MHC-1 is onjuist?
A
MHC staat voor 'major histocompatibility complex'
B
Op MHC-1 worden lichaamseigen en lichaamsvreemde antigenen gepresenteerd
C
MHC-1 wordt gepresenteerd door alle lichaamscellen
D
Beweringen A, B en C zijn alle drie juist

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide


De Bof is een virusziekte. Krijn is nooit tegen de bof gevaccineerd en heeft de ziekte nog niet gehad.
Door de activiteit van welke cellen zal hij bij een besmetting van de bof kunnen genezen?




A
alleen B-cellen en T-cellen
B
alleen geheugencellen en B-cellen
C
alleen geheugencellen en T-cellen
D
geheugencellen, B-cellen en T-cellen

Slide 29 - Quizvraag

Waarom wordt de ziekte niet behandeld met antibiotica?

Slide 30 - Open vraag

Juist of onjuist: Als je immuun bent, heeft je lichaam de antistoffen opgeslagen in de geheugencellen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

De geheugencellen blijven aanwezig. De antistoffen verdwijnen na verloop van tijd.

Slide 32 - Tekstslide

Bij welke type afweer worden geheugencellen gemaakt?
A
Alleen bij cellulaire afweer
B
Alleen bij humorale afweer
C
Zowel cellulaire als humorale afweer
D
Bij geen van beide

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 34 - Quizvraag

Waarom moeten mensen elk jaar opnieuw gevaccineerd worden tegen de griep?
A
Het vaccin is na een jaar uitgewerkt.
B
Het griepvirus verandert steeds van vorm.
C
De geheugencellen raken uitgewerkt.
D
Alle antistoffen zijn na een jaar afgebroken.

Slide 35 - Quizvraag

Griep is een virusziekte. Toch worden soms antibiotica gegeven aan mensen die de griep hebben en hierdoor ernstig ziek zijn geworden. Waarom?

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide

één van de functie van fagocyten is het d.m.v. fagocytose opruimen van o.a. bacteriën en virussen. Wat is een andere belangrijke functie van fagocyten bij de afweer?
A
antigeenpresentatie
B
opsonisatie van bacteriën
C
productie van antistoffen
D
productie van MHC-eiwitten

Slide 38 - Quizvraag

Als de T-lymfocten niet werken, maar de B-lymfocyten en macrofagen zijn normaal. Welk type afweer is dan nog wel mogelijk bij deze personen?
A
Alleen de aspecifieke afweer
B
Alleen de specifieke afweer
C
De aspecifieke afweer en de aanmaak van antistoffen
D
De specifieke afweer en de aanmaak van antistoffen

Slide 39 - Quizvraag

Waarom geen antistoffen?
Bij niet werkzame T-lymfocyten werken ook de T-helpercellen niet. Deze zijn echter nodig om de B-cellen te activeren en aan te zetten tot antistofproductie. Zonder T-helpercellen gebeurt er niks.

(In de meeste gevallen van SCID zijn ook geen B-lymfocyten aan te treffen trouwens. De enige oplossing is een beenmergtransplantatie.)

Slide 40 - Tekstslide

Bij een auto-immuunziekte, zoals Ziekte van Crohn, worden lichaamseigen cellen door het afweersysteem aangevallen. Alle cellen presenteren aan MHC-I in het celmembraan delen van eiwitten die de cel zelf produceert. Doorgaans reageren T-lymfocyten niet op deze lichaamseigen peptiden, doordat onrijpe T-lymfocyten die lichaamseigen peptiden wél herkennen, bij de uitrijping worden vernietigd.
In welk orgaan of in welk weefsel vindt deze uitrijping en selectie van onrijpe T-lymfocyten plaats?
A
in het beenmerg
B
in de lever
C
in de milt
D
in de thymus

Slide 41 - Quizvraag