In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 5
Sociale controle, internalisatie en rolgedrag
Slide 1 - Tekstslide
Een vader en zijn zoon krijgen een vreselijk auto-ongeluk. De vader sterft ter plekke, zijn zoon wordt met loeiende sirenes naar het ziekenhuis vervoerd. Hij wordt de operatiekamer ingereden en de chirurg zegt: ik kan hem niet opereren, hij is mijn zoon! Hoe kan dit?
Slide 2 - Tekstslide
Socialisatie
Hoe leer je?
Imitatie (nadoen)
Informatie (van ouders, leraar, tv, internet etc.)
Ervaringen (iets mee gemaakt)
Experimenteren (wat werkt wel en wat niet? in de toekomst andere keuzes)
Dat gaat niet altijd vanzelf!
Sociale controle: mensen in je omgeving letten op hoe jij je gedraagt -> sancties: manieren waarop mensen ons laten weten of je iets goed of fout hebt gedaan
Slide 3 - Tekstslide
Sociale controle
Slide 4 - Tekstslide
Sociale controle:
Mensen in je omgeving letten op hoe jij je gedraagt.
Bij sociale controle maken we gebruik van sancties.
(straf of beloning)
Slide 5 - Tekstslide
internalisatie
Slide 6 - Tekstslide
Internalisatie
Slide 7 - Tekstslide
Internalisatie
Internalisatie: je laat bepaald (gewenst) gedrag automatisch zien zonder dat je daar bij na hoeft te denken.
Slide 8 - Tekstslide
Rolgedrag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Rolgedrag
Slide 11 - Tekstslide
Cultuur
Socialisatie
Nature
Nurture
Internalisatie
Aangeleerde normen en waarden zijn vanzelfsprekend geworden
Aangeboren eigenschappen
Aangeleerde eigenschappen
Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die horen bij jouw groep of samenleving horen
Alle normen, waarden en gewoonten die mensen in een bepaalde groep of samenleving met elkaar delen
Slide 12 - Sleepvraag
Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd. Je ... is vooral aangeleerd.
Welk woord of welke woorden kun je hier invullen?
A
muzieksmaak
B
technisch inzicht
C
taalgevoel
D
voetbaltalent
Slide 13 - Quizvraag
Voor veel Nederlanders is het moeilijk om Chinees te leren spreken, omdat:
A
taal een aangeboren eigenschap is.
B
Chinees veel moeilijker is dan bijvoorbeeld Japans of Arabisch.
C
zij niet opgevoed zijn met de Chinese taal.
D
je een taal vooral onbewust aanleert.
Slide 14 - Quizvraag
Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het heel erg warm.
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier.
C
Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.
Slide 15 - Quizvraag
Socialisatie betekent dat mensen:
A
kenmerken van een groep aanleren.
B
allemaal dezelfde normen en waarden aanleren
C
verschillende culturen leren kennen.
D
alle aangeboren eigenschappen afleren.
Slide 16 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken als waarden, normen en gewoonten. 2. Socialisatie gaat bewust en onbewust.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Vanaf welke leeftijd begint socialisatie?
A
Vanaf 18 jaar, want dan ben je meerderjarig.
B
Vanaf vier jaar, want dan ga je naar school.
C
Vanaf de geboorte.
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat.
Slide 18 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten. 2. Socialisatie en cultuur staan los van elkaar.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Veel organisaties hebben invloed op iemands waarden, normen en gedrag.
Welke is het belangrijkst voor kleine kinderen?
A
Het gezin
B
De media
C
Het geloof
D
School
Slide 20 - Quizvraag
Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
gaat het vooral om het afleren van aangeboren eigenschappen.
Slide 21 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Boodschappen doen voor je buren is een positieve sanctie. 2. Sancties hebben te maken met sociale controle.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 22 - Quizvraag
Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van:
A
een sanctie.
B
sociale controle.
C
imitatie
D
internalisatie
Slide 23 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als internalisatie heeft plaatsgevonden, is de socialisatie gelukt. 2. Als normen en waarden geïnternaliseerd zijn, ben je volwassen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 24 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als een kind een ander kind nadoet, is er sprake van experimenteren. 2. Op de kleuterschool leren kinderen vooral door ervaringen nieuwe dingen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 25 - Quizvraag
Je identiteit is een combinatie van je ervaringen en je ...
Welk woord is of welke woorden zijn weggelaten?
A
aangeboren eigenschappen.
B
sociale controle.
C
aangeleerde eigenschappen.
D
kennis
Slide 26 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Met identiteit bedoelen we dat de internalisatie is afgerond. 2. Iemand zegt: “Ik ben gelovig.” Hij spreekt dan over zijn internalisatie.