3hv-kruisingen-herhaling + 2.4

Erfelijkheid en evolutie
Op tafel:
Chromebook -> lessonup
Reader genetica
Schrift + pen

Telefoon in (telefoon)tas
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid en evolutie
Op tafel:
Chromebook -> lessonup
Reader genetica
Schrift + pen

Telefoon in (telefoon)tas

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhaling
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Volgende keer

Slide 2 - Tekstslide

Heterozygoot betekent dat het genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke genen.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Bij een organisme dat heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap komt het dominante gen tot uiting in het fenotype.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer twee ongelijke genen van een genenpaar even sterk tot uiting komen in het fenotype heeft dit organisme een intermediair fenotype voor deze eigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer komt het aantal genen in paren voor in een cel?
A
Als het een lichaamscel is
B
Als het een geslachtscel is

Slide 6 - Quizvraag

De geslachtschromosomen van een man zijn
A
XX
B
XY

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het genotype?
A
Het uiterlijk van een organisme
B
De erfelijke informatie van een organisme

Slide 8 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de omschrijving 'een deel van een chromosoom met de informatie over 1 eigenschap?'
A
Chromosoom
B
Allel
C
DNA
D
Gen

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet het als een gen 2x dezelfde variant van een eigenschap draagt?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de gencode als een eigenschap homozygoot recessief voorkomt?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen
Je kunt zelfstandig een kruisingschema maken voor een geslachtsgebonden overerving

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Denk mee..
  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenblinde man en een homozygoot (niet-kleurenblinde) vrouw krijgen een kind.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de kans op kleurenblinde kinderen?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenblinde man en een heterozygoot (niet-kleurenblinde) vrouw krijgen een kind.

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel procent van de nakomelingen is kleurenblind?
A
25% alleen de mannen
B
25% alleen de vrouwen
C
50% mooi verdeeld
D
100% zowel mannen als vrouwen

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

X-chromosomaal recessief
Eigenschap komt vaker voor bij mannen. Ze hebben maar één X-chromosoom en dus grotere kans dat het tot uiting komt.
Als de moeder het heeft (XaXa) dan hebben 
alle zonen het ook (XaY)

Slide 23 - Tekstslide

X-chromosomaal dominant
Als de vader (XAY) het heeft, hebben alle dochters het ook (XAX?)

Slide 24 - Tekstslide

Bij vliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Rode oogkleur is dominant over witte oogkleur. Een vrouwtje met witte ogen wordt gekruist met een mannetje met rode ogen. Geef het kruisingsschema.
XA
Y
Xa
Xa
XAXa
XAXa
XaY
XaY

Slide 25 - Sleepvraag

Vraag 1
Bij Drosophila (=fruitvliegje) komt onder andere het allel "vleugels zonder dwarsaders" voor. Dit allel is X-chromosomaal en recessief. 

Dus:           X= normale vleugel
                                         X= vleugel zonder dwarsader


Teken een kruisingsschema op een kladblaadje !

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 1
Een vrouwtje met vleugels zonder dwarsaders wordt gekruist met een mannetje met normale vleugels. De F1 individuen die hieruit ontstaan, worden onderling gekruist: dit geeft F2 nakomelingen
Dus:      P =     XaXa   x   XAY

Teken een kruisingsschema op een kladblaadje !

Slide 27 - Tekstslide

Hoeveel % van de vrouwtjes uit de F2 heeft vleugels zonder dwarsaders?
Geef alleen het getal van het percentage!

Slide 28 - Open vraag

Uitleg
vraag 1
Hoeveel % van de vrouwtjes uit de F2 heeft vleugels zonder dwarsaders?

50%

Slide 29 - Tekstslide

Vraag 2
Koekoeksbloemen:
Vrouwelijke planten XX, mannelijke planten XY
XA = brede bladeren
Xa = smalle bladeren

P = XAXa    x    XAY

Slide 30 - Tekstslide

Vraag 2
Welke fenotypen komen bij de mannelijke en vrouwelijke nakomelingen voor en in welke verhouding?

Slide 31 - Open vraag

Uitleg
vraag 2
Welke fenotypen komen bij de mannelijke en vrouwelijke nakomelingen voor en in welke verhouding?
Man:         breed : smal = 1 : 1
Vrouw:      breed : smal = 1 : 0

Slide 32 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat: 1.  Nakijken 3.1 t/m 3.2.2
          2. Lezen 2.4 (blz. 13 t/m 16)
          3. Maken opdrachten 3.2.3 (blz. 22+23)
Hoe: Individueel
Hulp: Reader genetica
Klaar: -Lezen reader
             -Samenvatting
  

Slide 33 - Tekstslide

Volgende keer
Weektaak:
Maken opdrachten 3.2.2 + 3.2.3 (blz. 21 t/m 23)

Volgende les:
2.5 Stambomen




Slide 34 - Tekstslide