In 1789 formuleerde de fransman Antoine Lavoisier wet van massabehoud. Hij was niet de eerste, want in Rusland was de wet al in 1748 door Michael Lomonosov bewezen met experimenten.
Beide wetenschappers realiseerden zich dat bij chemische reacties ook vaak gassen een rol spelen. Ze bedachten hoe ze deze gassen konden opvangen en meewegen. Zo ontdekten ze de wet van behoud van massa!
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 1. Geef in je eigen woorden de wet van behoud van massa.
Slide 7 - Open vraag
Uitleg van de wet van behoud van massa op deeltjesniveau
Voor Na
1 C-atoom 1 C-atoom
4 H-atomen 4-H atomen
4 O-atomen 4 O-atomen
Conclusie:
Bij een chemische reactie blijven de atomen behouden .
Slide 8 - Tekstslide
De weegschaal is in balans. Nu steekt Jasmijn een kaars aan. Leg uit wat zij na enige tijd zal waarnemen.
A
De kant waar de kaars op staat gaat omhoog.
B
De kant waar de kaars op staat gaat omlaag.
C
De balans blijft in evenwicht
Slide 9 - Quizvraag
Jasmijn doet de proef nogmaals, maar nu zet ze een stolp over kaars. Wat zal ze waarnemen?
A
De kant waar de kaars op staat gaat omhoog.
B
De kant waar de kaars op staat gaat omlaag.
C
De balans blijft in evenwicht
Slide 10 - Quizvraag
Geef het reactieschema (in woorden) voor de ontleding van aluminiumoxide. Zet ook de fasetoestanden bij de stoffen.
Slide 11 - Open vraag
rekenen met de wet van behoud van massa
Het reactieschema voor de ontleding is:
aluminiumoxide (s) -> aluminium (s) + zuurstof (g)
Bij de ontleding van 17 g aluminiumoxide krijg je 9 g aluminium.
Bereken hoeveel gram zuurstof bij de reactie ontstaat.
Berekening: 17 - 9 = 8 gram zuurstof
Slide 12 - Tekstslide
Voor het verbranden van 6,0g magnesium is 4,0g zuurstof nodig. Hoeveel magnesiumoxide ontstaat hier?
A
6,0 gram
B
4,0 gram
C
10 gram
D
16 gram
Slide 13 - Quizvraag
Bij de verbranding van calcium ontstaat calciumoxide. De massaverhouding tussen calcium en zuurstof is 5,0 : 2,0. Bereken hoeveel gram zuurstof je nodig hebt om 3,5 gram calcium volledig te verbranden.
Slide 14 - Open vraag
meer oefenen?
flex vrijdag
en maken 3.3 opdracht 18,19,20,21,22,23
Slide 15 - Tekstslide
herhalen van 3.1 en 3.2
Slide 16 - Tekstslide
Wat is géén voorbeeld van een energiebron?
A
Licht
B
Wind
C
Voeding
D
Aardgas
Slide 17 - Quizvraag
Wat verandert er bij de Wet van behoud van energie?
A
Niks
B
De hoeveelheid energie
C
De soort energie
Slide 18 - Quizvraag
Bij een exotherme reactie bevatten de beginstoffen ...... dan de reactieproducten (vul in)
A
minder energie
B
meer energie
C
evenveel energie
Slide 19 - Quizvraag
Het condenseren van waterdamp is een...
A
exotherm proces
B
endotherm proces
Slide 20 - Quizvraag
Is dit energiediagram van een endotherme of exotherme reactie?
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 21 - Quizvraag
Bij een endotherme reactie wordt de temperatuur voor en na de reactie gemeten. Voor de reactie is de temperatuur 20°C, wat is de temperatuur na de reactie?
A
Dat is afhankelijk van de soort stof
B
20°C
C
Hoger dan 20°C
D
Lager dan 20°C
Slide 22 - Quizvraag
Maak de volgende zin af: Bij de verbanding van hout…
A
komt warmte vrij, dus het is een exotherme reactie.
B
wordt warmte ontrokken, dus het is een endotherme reactie.
C
wordt warmte ontrokken, dus het is een exotherme reactie.
D
komt warmte vrij, dus het is een endotherme reactie.
Slide 23 - Quizvraag
Hoe heet de energie die opgeslagen zit in vrijwel alle chemische stoffen?
A
Reactie energie
B
Onzichtbare energie
C
Nucleaire energie
D
Chemische energie
Slide 24 - Quizvraag
Effectieve botsing
Voor een reactie is een effectieve botsing nodig. Als moleculen van de beginstoffen met voldoende snelheid en op de juiste plek tegen elkaar botsen vindt er een chemische reactie plaats.
Slide 25 - Tekstslide
Katalysator
Katalysator zorgt ervoor dat Eact wordt verlaagd.
Slide 26 - Tekstslide
Wat is een effectieve botsing?
A
Een botsing van deeltjes waarbij geen reactie plaats vindt.
B
Elke botsing van deeltjes.
C
Een botsing van deeltjes die een reactie laat plaatsvinden.
Slide 27 - Quizvraag
Welk van de methoden om reactiesnelheid te beïnvloeden kan niet worden verklaard met het botsende deeltjes model?
A
Verdelingsgraad
B
Concentratie
C
Temperatuur
D
Katalysator
Slide 28 - Quizvraag
De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge temperatuur
B
Lage temperatuur
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de invloed van de concentratie azijnzuur op de hoeveelheid gasbelletjes?
A
een hogere concentratie azijnzuur --> minder belletjes
B
een hogere concentratie azijnzuur --> meer belletjes
C
concentraties azijnzuur -> geen invloed op de hoeveelheid belletjes
Slide 30 - Quizvraag
Wat is maar op een specifieke reactie van toepassing