Onderwerp, persoonsvorm en lijdend voorwerp
1 / 18
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de zin:
"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de zin:
"Marianne weet de persoonsvorm.
"Marianne weet de persoonsvorm.
A
Marianne
B
weet
C
persoonsvorm
D
de
Slide 4 - Quizvraag
De persoonsvorm is altijd ...
A
een persoon
B
een dier of ding
C
een werkwoord
D
een lidwoord
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
De zon schijnt vandaag helemaal niet!
Wat is het onderwerp?
Wat is het onderwerp?
A
Schijnt
B
Vandaag
C
De zon
D
helemaal niet
Slide 7 - Quizvraag
Mijn buurman gleed uit over de vloer.
Wat is het onderwerp?
Wat is het onderwerp?
A
gleed
B
mijn buurman
C
buurman
D
vloer
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
De conciërge pakt de bezem.
Wat is het lijdend voorwerp?
Wat is het lijdend voorwerp?
A
De conciërge
B
Pakt
C
De bezem
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Ik bedenk een tremawoord.
Wat is het lijdend voorwerp?
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Een tremawoord
B
Ik
C
Bedenk
Slide 13 - Quizvraag
De coach belt mijn moeder op.
Wat is het lijdend voorwerp?
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Belt
B
De coach
C
Mijn moeder
D
Op
Slide 14 - Quizvraag
Afgelopen weekend hebben wij de Ardennen ontdekt!
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Werkwoordelijke gezegde
Slide 15 - Quizvraag
Mijn broer en ik hebben daar een vlot gebouwd.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Werkwoordelijke gezegde
Slide 16 - Quizvraag
Mijn vader wil de volgende keer een cursus boogschieten volgen.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Werkwoordelijke gezegde
