T3A hoofdzin en bijzin

Lezen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Hoofdzin en bijzin herhalen;
- Opdrachten maken;
- Starten met leesvaardigheid.

Slide 2 - Tekstslide

Aantekening: hoofd- en bijzin
Een samengestelde zin bestaat vaak uit een hoofdzin en uit een bijzin. Hoe herken je die?



Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeldzin
Mijn moeder is gisteren naar huis gegaan omdat zij ziek was.


De hoofdzin is ‘Mijn moeder is gisteren naar huis gegaan’.
 - De belangrijkste informatie staat in deze zin.
 - De pv is het tweede zinsdeel.
 - Het ow en de pv staan naast elkaar.

De bijzin is: ‘omdat zij ziek was’.
 - Deze informatie is bijzaak bij de hoofdzin.
 - De pv staat achteraan.
 - Het ow en de pv staan niet naast elkaar.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
Er komt steeds een samengestelde zin op het bord. Noteer welk deel (deel 1 of 2) de hoofdzin is en welk deel de bijzin is. 

Slide 5 - Tekstslide

De man die voor de openbaar zit, heeft mij opgevoed.

Slide 6 - Open vraag

Ik doe de was omdat ik me nuttig wil maken.

Slide 7 - Open vraag

Ze kunnen niet komen omdat de treinen niet rijden.

Slide 8 - Open vraag

Als ik naar Italië ga, kom ik misschien nooit meer terug.

Slide 9 - Open vraag

Nadat hij twee uur had gerend, was hij doodop.

Slide 10 - Open vraag

Aantekening: teksten met een mening
Er zijn twee tekstdoelen die te maken hebben met meningen:

1. Mening geven: de schrijver laat alleen een of meer meningen zien en de lezer vormt uiteindelijk zelf zijn eigen mening. Dit is een objectieve tekst. Voorbeeld: artikel in tijdschrift of krant. 
2. Overtuigen van een mening: de schrijver geeft zijn eigen mening en geeft ook argumenten. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat hij gelijk heeft. Dit is een subjectieve tekst. Voorbeeld: ingezonden stuk, recensie, blog. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 12 - Open vraag

Aantekening: objectieve vs. subjectieve argumenten 
Iemand die wil uitleggen waarom hij gelijk heeft, geeft argumenten voor zijn mening. Er zijn twee soorten:

1. Objectieve argumenten: er worden feiten genoemd die de mening ondersteunen. Deze feiten kun je controleren. 
2. Subjectieve argumenten: er worden gevoelens of overtuigingen genoemd die de mening ondersteunen. Je kunt niet nagaan of deze waar zijn. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een subjectief en een objectief argument?

Slide 14 - Open vraag

Opdracht
Er komt steeds een mening met een argument op het bord. Noteer of dat argument subjectief of objectief is. 

Slide 15 - Tekstslide

De bioscopen moeten weer open want dat zou mensen sowieso gelukkiger maken.

Slide 16 - Open vraag

Het boek Het gouden ei is echt goed want het bleef de hele tijd spannend.

Slide 17 - Open vraag

De middelbare scholen mogen nog niet helemaal open want het aantal bezette ic-bedden is te hoog.

Slide 18 - Open vraag

Een artikel in een tijdschrift is objectief want de schrijver toont meerdere meningen.

Slide 19 - Open vraag

Aantekening: tegenargument
Bij een argument is vaak een tegenargument te geven: een feit of gevoel of overtuiging die hoort bij de tegengestelde mening.

Ook kan een schrijver een tegenargument ontkrachten: hij legt dan uit waarom het tegenargument niet klopt of minder sterk is.  Dit doen schrijvers vooral is ze je willen overtuigen van hun mening.

Slide 20 - Tekstslide

Bedenk een tegenargument bij: Alle boeken moeten worden vervangen door ipads want dan gebruiken we minder papier.

Slide 21 - Open vraag

Bedenk een tegenargument bij: alle leerlingen moeten een schooluniform aan zodat zij gelijk zijn.

Slide 22 - Open vraag

Bedenk een tegenargument bij: de zwembaden moeten deze zomer gewoon open zodat mensen verkoeling kunnen zoeken.

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag
Opdracht 2 vraag 5 t/m 10  op blz. 155 en 156.

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht (breakoutroom)
Opdracht 1: Zoek over één onderwerp verschillende teksten waarin een mening voorkomt. Lees je goed in en vorm vervolgens zelf een mening. Maak aantekeningen. Je krijgt hier 15 minuten voor. 

Om 15:20 kom je terug in de algemene chat.




Slide 26 - Tekstslide

Opdracht (breakoutroom)
Stap 2: Maak met je groepje een presentatie over het onderwerp en verwerk daar jullie mening in. Leg ook uit waarom jullie dit vinden, benoem argumenten en verwijs terug naar de teksten. Benoem ook minimaal 2 tegenargumenten en ontkracht deze. Je krijgt hier 15 minuten voor. Mail je presentatie daarna naar: r.alhomsi@stichtinglvo.nl

Om 15:35 kom je terug in de algemene chat. 

Slide 27 - Tekstslide