Blok 3 Week 1

English
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide

To Do:
Chapter 4E: Writing & Grammar
Chapter 4F: Listening
Handelingsdeel: artikel 1

Slide 2 - Tekstslide

Aims
- Je kunt het meervoud van woorden maken in het Engels.
- Je kunt de belangrijkste informatie in een luisterfragment herkennen.
- Je kunt een artikel in het Engels lezen.

Slide 3 - Tekstslide

In the city 

Slide 4 - Tekstslide

4E: Meervoud in het Engels
  • Bij de meeste woorden -s of -es aan het woord plakken.
one chair - two chairs                one pizza- two pizzas                one boy- two boys
one kiss -   two kisses                one box- two boxes                    one play - two plays

  • Eindigt woord op medeklinker + y => -y wordt ies
one country - two countries         one strawberry -two strawberries

  • Eindigt woord op een -o => -es toevoegen.
one tomato - two tomatoes            one potato - two potatoes



Slide 5 - Tekstslide

4E: Meervoud in het Engels
  • Eindigt woord op een -f of -fe => -ves toevoegen
one  shelf >two  shelves                 one knife> two knives

  • sommige woorden hebben eigen meervoud > uit je hoofd leren. 
one mouse > two mice           one (wo)man > two (wo)men  one foot >two feet

  • sommige woorden blijven hetzelfde in het meervoud.
one fish > two fish           one sheep> two sheep    one deer> two deer

Slide 6 - Tekstslide

Check: zet in het meervoud
1 pupil
2 sheep
3 boy
4 meal
5 apple
6 hobby
7 wolf
8 woman
9  fish
10 life

Slide 7 - Tekstslide

4E: Writing & Grammar p.26-28
Wat:
Exercise 30a: bekijk de afbeelding. Naar welke winkel zou je gaan en waarom? 
Exercise 30b: welke vorm van de woorden kom je in de afbeelding tegen. Schrijf ze op.
Exercise 30c: verbind de woorden met de regels.
Exercise 31a: schrijf het meervoud van de woorden op.
Exercise 31b: schrijf het meervoud van de woorden op de juiste plaats in de tekst.
Exercise 32a: bij welke woorden gebruik je much en bij welke woorden gebruik je many?
Exercise 32b: maak zinnen  over de afbeeldingen met de gegeven woorden en much en many. 
Hoe: zelfstandig, fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw.
Uitkomst: we gaan de antwoorden de volgende les nakijken.

Slide 8 - Tekstslide

4F: Listening p. 32

Slide 9 - Tekstslide

4F: Listening

Slide 10 - Tekstslide

4F: Listening p. 32
Herkennen van intonatie/belangrijke informatie

Toon van sprekers:
-Hoe voelen sprekers zich? Bijv. boos, blij of verdrietig.
-Benadrukken van belangrijke informatie.

Content words: belangrijkste woorden, belangrijp voor begrip
Structure words: kleine woorden, niet belangrijk voor begrip



Slide 11 - Tekstslide

4F: Listening p. 32-33
Wat:
Exercise 39b: welk woord zou jij benadrukken in zin 1, 2, 3? Lees de zinnen voor.
Exercise 39c: luister naar City Talk. Waarom wordt de nadruk gelegd op de dikgedrukte woorden? Kruis aan: benadrukken belangrijke informatie of benadrukken mening.
Exercise 39d: welke zinnen horen bij Honey en Louis?
Exercise 40: schrijf de letters onder de juiste afbeelding.
Exercise 41: vul de woorden in.
Hoe: 39 klassikaal , 40-41 fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw.
Uitkomst: we gaan de antwoorden van exercise 39 meteen nakijken, de antwoorden van ex. 40-41 gaan we de volgende les nakijken.

Slide 12 - Tekstslide

Handelingsdeel Engels 
Periode 3 : 1 film kijken (in de klas) + filmreport schrijven

Periode 3: 5 artikelen lezen + moeilijke woorden noteren

Periode 4: 1 Engelstalig boek lezen + bookreport schrijven

Slide 13 - Tekstslide

Handelingsdeel Engels
- Eén document voor alle onderdelen

- OneDrive



Slide 14 - Tekstslide

Handelingsdeel: Artikelen lezen
Je leest 5 artikelen die door de docent worden geleverd. 

In elk artikel zoek je 10 woorden op die je niet weet of waarvan je weet dat het lastige woorden zijn. In het schema schrijf je de zin op waar het woord in staat en maakt het woord waar het om gaat vetgedrukt. In de laatste kolom schrijf je de vertaling van het woord, je gebruikt hiervoor de vertaling uit het woordenboek die in de zin past. Daarna schrijf je in je eigen woorden op waar het artikel over gaat. 

Slide 15 - Tekstslide

Handelingsdeel: Artikelen lezen

Slide 16 - Tekstslide