H5 financiering en verslaglegging par 1+2

Bedrijfseconomie


Financiering en verslaggeving
Hoofdstuk 5 De beoordeling van het gevoerde beleid

HAVO5
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie


Financiering en verslaggeving
Hoofdstuk 5 De beoordeling van het gevoerde beleid

HAVO5

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan de hand van een balans de liquiditeit en solvabiliteit kunnen berekenen.
  • Aan de hand van de kengetallen van twee opeenvolgende balansen de ontwikkeling verklaren van de liquiditeit en solvabiliteit

Slide 2 - Tekstslide

5.1 Wat is liquiditeit?
Liquiditeit is de mate waarin een organisatie zijn korte termijn verplichtingen (kort VV) kan betalen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 5.1 Liquiditeit en solvabiliteit  

Voor het berekenen van de liquiditeitsratio's 
(current en quick ratio) is het volgende van belang:

IJzeren voorraad: dit is een minimumvoorraad van een bedrijf en telt niet mee in de vlottende activa (want altijd aanwezig)
Debiteurenkern: er is altijd een bepaald bedrag te vorderen van debiteuren, dit wordt nooit nul. Daarom telt dit deel niet mee in de vlottende activa.

Slide 4 - Tekstslide

Current ratio = vlottende activa + liquide middelen
                                      kort vreemd vermogen
moet > 1,5 á 2 zijn. Lager dan 2 is niet persé slecht, bij bijvoorbeeld handelsbedrijf met hoge omzetsnelheid.

Quick ratio = (vlottende activa - voorraden) + liquide midd.
                                      kort vreemd vermogen
moet > 1 zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Liquiditeit & solvabiliteit
Een onderneming is liquide wanneer ze haar betalingsverplichtingen op korte termijn kan voldoen.

Een onderneming is solvabel wanneer ze aan al haar betalingsverplichtingen kan voldoen bij liquidatie (opheffing).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Liquiditeit
Current ratio = vlottende activa : vreemd vermogen kort

bijv. € 200.000 : € 150.000 = 1,33
Tegenover iedere € 1 kortlopende schuld staat € 1,33 aan vlottende activa

Quick ratio = (vlottende activa - voorraden) : vreemd vermogen kort
bijv. € 150.000 : 150.000 = 1,00
Tegenover iedere € 1,00 aan kortlopende schuld staat € 1,33 aan 
vlottende activa- voorraad

Slide 11 - Tekstslide

Solvabiliteit
Solvabiliteitsratio = totaal vermogen : totaal vreemd vermogen
bijv. € 1.000.000 : € 550.000 = 1,82
Tegenover iedere € 1 aan vreemd vermogen staat € 1,82 aan totaal vermogen

Solvabiliteitsratio = eigen vermogen : vreemd vermogen
bijv. € 450.000 : € 550.000 = 0,82
Tegenover iedere € 1 aan vreemd vermogen staat € 0,82 aan eigen vermogen

Debt ratio (schuldpercentage) = vreemd vermogen : totaal vermogen
bijv. € 550.000 : € 1.000.000 = 0,55 
55% van het totaal vermogen bestaat uit vreemd vermogen

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk
Maken 
opdracht 5.1 t/m 5.6

Slide 13 - Tekstslide