In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bijles 15-03
Goedemiddag!
Een goede bijles start bij jezelf
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Terugblik vorige les
Huiswerk bespreken
Nieuwe uitleg spelling
Huiswerk voor de volgende les bespreken
Slide 2 - Tekstslide
Tekens bij letters --> liggend streepje (-) en trema (ë)
Hoofdregel:
Als het eerste deel van een samenstelling eindigt op een klinker en het tweede deel begint met een klinker, zet je een streepje om te voorkomen dat die twee klinkers samen 1 klank vormen. Het is auto-ongeluk, radio-omroep en
Slide 3 - Tekstslide
Tekens bij letters --> liggend streepje (-) en trema (ë)
Uitzonderingen:
Als het woord geen samenstelling is, gebruik je een trema: poëzie, coördinatie, financiën.
In cijfers en getallen gebruik je een trema: tweeënvijftig
Latijnse en Franse woorden die eindigen op -ei, -eus, -eum, en -ien krijgen geen trema: museum
Slide 4 - Tekstslide
Welk woord is juist gespeld?
A
na apen
B
naapen
C
na-apen
D
naäpen
Slide 5 - Quizvraag
Welk woord is juist gespeld?
A
radio-omroep
B
radio omroep
C
radioomproep
D
radioömroep
Slide 6 - Quizvraag
Welk woord is juist gespeld?
A
zeeen
B
zeen
C
zeën
D
zeeën
Slide 7 - Quizvraag
Welk woord is juist gespeld?
A
drieëntachtig
B
drieeëntachtig
C
drieentachtig
D
driëentachtig
Slide 8 - Quizvraag
Welk woord is juist gespeld?
A
modiëus
B
modieus
C
modi eus
D
modie-eus
Slide 9 - Quizvraag
Tekens bij letters --> liggend streepje
Liggend streepje bij afbreken:
Als een woord niet meer op een regel kan, gebruik je het streepje om af te breken.
Een woord mag je alleen afbreken aan het einde van een lettergreep.
Slide 10 - Tekstslide
Tekens bij letters --> liggend streepje
Liggend streepje bij scheiden:
Om te voorkomen dat er uitspraakproblemen ontstaan, gebruik je een streepje als scheidingsteken: zee-eend, zo-even en gedachte-experiment.
Slide 11 - Tekstslide
Tekens bij letters --> liggend streepje
Liggend streepje bij koppelen:
In namen van getrouwde mensen: de heer/mevrouw Jansen-van Kempen
Na voorvoegsels als: non-, niet-, oud-, non-actief, niet-roker, oud-ambassadeur
In samengestelde aardrijkskundige namen: Noord-Hollands, Zuid- Amerikaans, Noordoost- Duitsland, Noord-Brabant
In samenstellingen van symbolen en afkortingen: 65-jarige, tv-toestel, ?-teken
In samenstellingen waarvan de beide delen gelijkwaardig zijn: minister-president, rooms-katholiek
Slide 12 - Tekstslide
Tekens bij letters --> apostrof
Een apostrof gebruik je:
Als je letter(s) weglaat: ‘s nachts,’t fokschaap
Om een verkeerde uitspraak te voorkomen: auto’s. piano’s,alinea’s
In een bezittelijk voornaamwoord dat eindigt op een sisklank: Floris’ schrift, Beatrix’ verjaardag, Mulisch’ boek
Slide 13 - Tekstslide
Op welke momenten gebruik je een liggend streepje?
Slide 14 - Open vraag
Wat is de enige situatie waarin je een woord mag afbreken?
Slide 15 - Open vraag
Welke woord is juist gespeld?
A
zo even
B
zoeven
C
zo-even
D
zoëven
Slide 16 - Quizvraag
Welk woord is juist gespeld?
A
's avonds
B
savonds
C
s'avonds
D
s' avonds
Slide 17 - Quizvraag
Welk antwoord is goed?
A
Joris kamer
B
Joris s kamer
C
Joris' kamer
D
Jori's kamer
Slide 18 - Quizvraag
Pauze!
Slide 19 - Tekstslide
Getallen schrijven
De meest gebruikelijke regel is dat je getallen tot twintig in letters schrijft: zes, negen, elf, negende.
Cijfers gebruik je bij getallen boven de twintig, behalve bij ronde getallen.
Voorbeeld:
Mijn woonplaats telt momenteel 23225 inwoners.
Zij verkochten wel tweehonderd koeien aan een Duitse boer.
Slide 20 - Tekstslide
Getallen schrijven
Voor tientallen tot honderd, honderdtallen tot duizend, duizendtallen tot twaalfduizenden en woorden als miljoen, miljard, drie biljoen en zesmiljoenste gebruik je letters.
Voorbeeld:
Ons koor heeft wel dertig alten.
De tienduizendste bezoeker kreeg een cadeau.
Slide 21 - Tekstslide
Getallen schrijven
Voor gewichten, maten, temperaturen, bedragen, adressen, datums en rekeningnummers gebruik je cijfers.
Voorbeelden:
500 gram
€25,-
Hoofdstraat 25
Slide 22 - Tekstslide
Wat is de meest gebruikelijke regel voor het schrijven van getallen?
Slide 23 - Open vraag
Bij welke getallen gebruik je cijfers?
Slide 24 - Open vraag
Gebruik je voor tientallen tot honderd letters of cijfers?
A
letters
B
cijfers
Slide 25 - Quizvraag
Welk antwoord is juist?
A
Dit is nu al de 10e keer.
B
Dit is nu al de tiende keer.
Slide 26 - Quizvraag
Welk antwoord is juist?
A
Ik woon op Lindelaan zesentwintig.
B
Ik woon op Lindelaan 26.
Slide 27 - Quizvraag
De trappen van vergelijking
Er zijn drie trappen van vergelijking:
de stellende trap (spannend)
de vergrotende trap (spannender)
de overtreffende trap (spannendst
In het Nederlands worden de trappen van vergelijking meestal gevormd door de achtervoegsels -er en -st achter een bijvoeglijk naamwoord te zetten.
Slide 28 - Tekstslide
De trappen van vergelijking
Bijvoeglijke naamwoorden die op een -r eindigen, krijgen in de vergrotende trap een tussengevoegde -d- (bijv. raar – raarder). Op deze regel bestaan echter nogal wat uitzonderingen.
Een woord dat eindigt op een -s krijgt in de overtreffende trap alleen een -t: dwaas – dwaast.
Een woord dat al op -st eindigt, krijgt in de overtreffende trap ‘meest’ ervoor: bewust – bewuster – meest bewust.