Denk eraan! Inleveren uiterlijk vrijdag 06-06 8:30 u.
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn de lw en bn?
De rode auto staat in de straat.
De grappige man loopt op straat.
Het mooie meisje loopt op straat.
Ik loop door de lange straat.
De gouden ring ligt op straat.
Slide 3 - Tekstslide
§ 5.7 Grammatica
Lesdoelen:
Woorden van de week
Slide 4 - Tekstslide
Woorden van de week
Slide 5 - Tekstslide
Herhalen
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord.
Voorbeelden:
het leuke vak, de schattige kinderen, een geweldig plan, het groene gras, moeilijke sommen, een piepklein muisje, de donkerrode appel, een raar gesprek.
Slide 6 - Tekstslide
Dus?
Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
Een zelfstandig naamwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Voorzetsels
Slide 8 - Tekstslide
Voorzetsels
Verzin eens andere voorzetsels dan de bovenstaande.
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag
Maken: opdr. 5 t/m 8 (p. 109)
Slide 10 - Tekstslide
Exit-ticket
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord.
Voorbeelden:
het leuke vak, de schattige kinderen, een geweldig plan, het groene gras, moeilijke sommen, een piepklein muisje, de donkerrode appel, een raar gesprek.