9 en 10 maart 23 Lijdvw en werken aan boekopdracht

Welkom V1G
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom V1G

Slide 1 - Tekstslide

Programma deze week

  • Uitleg zinsdelen: lijdend voorwerp
  • Werken aan je boekopdracht




    Slide 2 - Tekstslide

     Leerdoelen P3
     Wat heb je nodig voor correct spreken en schrijven? 
    1. Verwijs- en signaalwoorden correct gebruiken
    2. Werkwoorden correct spellen
    3. Korte presentatie voorbereiden en houden
    4. Leestekens correct gebruiken
    5. Enthousiast presenteren
    6. Je kunt een pitch houden 

    Slide 3 - Tekstslide

     Leerdoelen P4
    Grammatica (zinsdelen en woordsoorten)
    Leesvaardigheid


    Leerdoel deze week: je kunt in een zin pv, wwg, ow en lv benoemen 

    Slide 4 - Tekstslide

    Ik ga elke dinsdag sporten.

    Wat is de persoonsvorm?
    A
    ik
    B
    ga
    C
    ga sporten
    D
    elke dinsdag

    Slide 5 - Quizvraag

    Ik ga elke dinsdag sporten.

    Wat is het werkwoordelijk gezegde?
    A
    ik
    B
    ga
    C
    ga sporten
    D
    elke dinsdag

    Slide 6 - Quizvraag

    Ik ga elke dinsdag sporten.

    Wat is het onderwerp?
    A
    ik
    B
    ga
    C
    ga sporten
    D
    elke dinsdag

    Slide 7 - Quizvraag

    Lijdend voorwerp

    Slide 8 - Tekstslide

    Wat hoort bij elkaar?

    Papa bakt  
    Richard en Tom maken
    Het varken eet



    groenteafval
    een taart
    hun huiswerk

    Slide 9 - Tekstslide

    Wat hoort bij elkaar?

    Papa bakt  
    Richard en Tom maken
    Het varken eet

    iemand (ow) doet (pv)


    een taart
    hun huiswerk
    groenteafval

    iets (= lijdend voorwerp)

    Slide 10 - Tekstslide

    Dus voor het lijd.vw stel je de vraag: 

    Ik koop een broek.

    WAT(of WIE) KOOP IK? 



     




    (wie /wat) + pv + ow => lijd.vw

    Slide 11 - Tekstslide

    Verschillen..

    kopen
    zien
    stelen
    geven






     




     ...in werkwoorden?

    blaffen
    niezen
    gymmen




    Slide 12 - Tekstslide

    Verschillen..

    Ik koop een broek.
    ik koop iets

    WAT(of WIE) KOOP IK? 

    ow + pv + iets => lijd.vw
     




     ...in werkwoorden?

    Mijn honden blaffen vaak.
    * mijn honden blaffen iets
     * WAT BLAFFEN MIJN HONDEN? zin klopt niet
    geen goed antwoord? géén lijd.vw

    Slide 13 - Tekstslide

    De dierenarts opereert de hond.

    - wie opereert? onderwerp
    - wie of wat opereert hij? wie ondergaat de handeling? Dus wie kan er niets aan doen dat hij geopereerd wordt? Dat is de hond: het lijd. voorwerp

    Slide 14 - Tekstslide

    Stappenplan Lijd. vw
    1. pv zoeken (getal / tijd)
    2. zinsdelen! 
    3. wg zoeken (alle ww in de zin)
    4. ow zoeken (wie of wat + pv?)
    5. lijdvw zoeken (wie of wat + pv + ow?)
    6. Tip: lijdvw begint NOOIT met een voorzetsel (aan, met, zonder, door, langs, in,...)

    Slide 15 - Tekstslide

    Lijd. vw
    1. kijk dus naar de pv en ow: wie doet het? 
    2. kijk naar wat dat werkwoord eigenlijk betekent: wie of wat ondergaat die handeling?
    3. lijd.vw: kan er "niets aan doen" dat er iets met hem / haar gebeurt

    Slide 16 - Tekstslide

    Quizvragen
    • Zoek het lijdend voorwerp in de zin
    • geen lijd.vw? dan zet je een streepje: -

    Slide 17 - Tekstslide

    Zoek het lijd. vw
    1.  Ik zie een paard.
    2. Jij fietst heel hard.
    3. Morgen ga ik taarten bakken.
    4. Geeft Harry Potter een doosje dode muizen?
    5. Jij hebt goed geleerd.
    6. Jij hebt het lijdend voorwerp goed geleerd.

    Slide 18 - Tekstslide

    Schrijf het lijd.vw op van de zin:
    Ik zie een paard.

    Slide 19 - Open vraag

    Schrijf het lijd.vw op van de zin:
    Jij fietst heel hard.

    Slide 20 - Open vraag

    Schrijf het lijd.vw op van de zin:
    Morgen ga ik taarten bakken.

    Slide 21 - Open vraag

    Schrijf het lijd.vw op van de zin:
    Geeft Harry Potter een doosje dode muizen?

    Slide 22 - Open vraag

    Schrijf het lijd.vw op van de zin:
    Jij hebt goed geleerd.

    Slide 23 - Open vraag

    Schrijf het lijd.vw op van de zin:
    Jij hebt het lijdend voorwerp goed geleerd.

    Slide 24 - Open vraag

    Antwoorden
    1.  Ik zie een paard.
    2. Jij fietst heel hard. (geen lijd.vw)
    3. Morgen ga ik taarten bakken.
    4. Geeft Harry Potter een doosje dode muizen?
    5. Jij hebt goed geleerd.(geen lijd.vw)
    6. Jij hebt het lijdend voorwerp goed geleerd.

    Slide 25 - Tekstslide

    Boekopdracht

    Slide 26 - Tekstslide

    timer
    25:00

    Slide 27 - Tekstslide

    Leerdoel bereikt?




    Leerdoel deze week: je kunt in een zin pv, wwg, ow en lv benoemen

    Slide 28 - Tekstslide

    Zinsdelen
    1.  pv
    2. wwg
    3. ow
    4. lv
    5. mw

    Slide 29 - Tekstslide

    Meewerkend voorwerp
    "De ontvanger" of "De luisteraar"

    Slide 30 - Tekstslide

    Het werkwoord zorgt ervoor of een meew. vw nodig is: 

    • geven, overhandigen, vertellen... => dat doe je AAN IEMAND
    • De agent gaf mij een bekeuring.
    • vertellen, meedelen, informeren, uitleggen,..
    • De GGD vertelt ons nieuwe informatie over het coronavirus. 
    • sturen, zenden,..
    • Hij stuurt haar een bos bloemen.

    Slide 31 - Tekstslide

    Welke vraag stel je om het meew. vw te vinden?  

    • AAN of VOOR wie of wat + wwg + onderwerp + lijd. vw?
    • vb: Aan jou geef ik altijd  graag cadeautjes.
    • Het antwoord (als er een antwoord is) is het meewerkend voorwerp.

      Slide 32 - Tekstslide

      Tip: 'aan' of 'voor' 
      • Je moet 'aan' of 'voor' kunnen toevoegen
      • Hij geeft mij een boek => ...
      • Je moet 'aan' of 'voor' kunnen weglaten: de volgorde mag veranderen
      • Ze vertelt een mooi verhaal aan hem =>.....
      • *Hij zit aan de kant => ....
      • *Eline praat voor haar beurt => ....


      Slide 33 - Tekstslide

      Stappenplan 
      1. pv zoeken (getal / tijd)
      2. zinsdelen: welke delen van de zin horen bij elkaar en kun je verplaatsen? 
      3. wg zoeken (alle ww in de zin)
      4. ow zoeken (wie of wat + wwg?)
      5. lijdvw zoeken (wie of wat + wwg + ow?)
      6. Tip: lijdvw begint NOOIT met een voorzetsel (aan, met, zonder, door, langs, in,...)
      7. meew. vw zoeken (aan / voor wie + wwg + ow + lv?)

      Slide 34 - Tekstslide

       Zoek pv,wwg,ow lvw en mw vw
      1.  Gisteren las ik een interessant artikel.
      2. Jij hockeyt heel snel.
      3. Morgen ga ik jou een brief sturen.
      4. Geeft Harry Potter hem zijn nieuwe Nimbus 2000?
      5. In het bos lopen tegenwoordig wolven rond. 
      6. Ik vertel mijn vrienden een geheim. 
      7. Heb jij nog vragen voor mij?

      Slide 35 - Tekstslide

      Antwoorden
      1.  Gisteren las ik een interessant artikel (lv).
      2. Jij hockeyt heel snel. --
      3. Morgen ga ik jou (mv) een brief (lv) sturen.
      4. Geeft Harry Potter hem(mv) zijn nieuwe Nimbus 2000 (lv)?
      5. In het bos lopen tegenwoordig wolven rond. --
      6. Ik vertel mijn vrienden (mv) een geheim (lv)
      7. Heb jij nog vragen (lv) voor mij?

      Slide 36 - Tekstslide