H4 leesvaardigheid

H4 leesvaardigheid
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4 leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Stap 1: 
1. Oriënterend lezen: voorspellen wat onderwerp van de tekst is

- Lees de titel, bekijk de plaatjes, tussenkopjes
- Wat is het onderwerp van de tekst?
- Wat weet je al over dit onderwerp?

Slide 2 - Tekstslide

Lees de titel,en bekijk de plaatjes. Noteer waar je denkt dat de tekst over gaat.

Slide 3 - Woordweb

Stap 2:
2. Globaal lezen: vinden van hoofdzaken/ hoofdgedachte

- Lees de inleiding en het slot
- Lees de eerste en laatste zin van elke alinea

Slide 4 - Tekstslide

Lees de eerste en laatste zin van alinea 1. Noteer in 1 woord waar alinea 1 over gaat.

Slide 5 - Open vraag

Lees de eerste en laatste zin van alinea 2. Noteer in 1 woord waar alinea 2 over gaat.

Slide 6 - Open vraag

Lees de eerste en laatste zin van alinea 3. Noteer in 1 woord waar alinea 3 over gaat.

Slide 7 - Open vraag

Stap 3:
3 Intensief lezen: de tekst goed begrijpen

Lees elke alinea
Noteer per alinea in het Nederlands waar de alinea over gaat.

Slide 8 - Tekstslide

Lees alinea 1. Noem twee renovaties of verbouwingen die uitgevoerd zijn.

Slide 9 - Open vraag

Waarvoor werd "l'aile Richelieu" lang gebruikt?

Slide 10 - Open vraag

Qu'est-ce qu'on lit au premier alinéa?
A
Dans les années 1980, le musée du Louvre a été agrandi et on a créé une nouvelle entrée pour les visiteurs.
B
Le musée du Louvre a été le centre de festivités pour commémorer le bicentenaire de la Révolution française.
C
On a désigné l'architecte Ieoh Ming Pei pour aménager les bureaux du Ministère des Finances dans le palais du Louvre.

Slide 11 - Quizvraag

Lees alinea 2. Welke positieve en/of negatieve woorden zie je?

Slide 12 - Woordweb

positif
négatif
neutre
avec désapprobation
avec enthousiasme
avec indifférence

Slide 13 - Sleepvraag

Comment est-ce que les Français ont accueilli le projet de la pyramide d'après le 2ème alinéa?
A
avec désapprobation
B
avec enthousiasme
C
avec indifférence

Slide 14 - Quizvraag

Lees alinea 3. Welke positieve en/of negatieve woorden lees je in deze alinea?

Slide 15 - Woordweb

Elle est devenue, à elle seule, une attraction.
Wat zegt deze zin over de pyramide?

Slide 16 - Open vraag

Geeft een reden
Spreekt tegen
Verzwakt
Ondersteunt
Elle l'appuie
Elle l'affaiblit
Elle en donne la cause.
Elle la contredit

Slide 17 - Sleepvraag

"Il n'est ... la pyramide" (lignes 21-22)
Comment cette phrase se rapporte-t-elle à celle qui précède?
A
Elle en donne la cause.
B
Elle la contredit.
C
Elle l'affaiblit.
D
Elle l'appuie.

Slide 18 - Quizvraag