Question tags zijn korte vraagjes die je aan het einde van een zin plakt om bevestiging te krijgen. In het Nederlands doen we dat vaak met "toch?" of "nietwaar?", maar in het Engels werkt het iets anders.
Slide 2 - Tekstslide
Question tags - basisregel
Als de zin positief is, is de question tag negatief*. Voorbeeld: You're coming to the party, aren't you?
*not/n't = negatief
Slide 3 - Tekstslide
Question tags - basisregel
Als de zin negatief* is, is de question tag positief. Voorbeeld: She isn’t home, is she?
*not/n't = negatief
Slide 4 - Tekstslide
Question tags - werkwoorden
Het werkwoord in de question tag moet hetzelfde zijn als het hulpwerkwoord (zoals am/is/are/was/were, has/have/had, will/would/can/could) uit de hoofdzin. Voorbeeld: He has been here, hasn't he?
Slide 5 - Tekstslide
Question tags - geen hulpwerkwoorden
Heeft de hoofdzin geen hulpwerkwoord? Dan gebruik je do/does/did. Voorbeeld: He works here, doesn't he? You like school, don't you?
Slide 6 - Tekstslide
He works here, ...
A
do he?
B
doesn't he?
Slide 7 - Quizvraag
My brothers are buying a house, ...
A
are they?
B
aren't they?
Slide 8 - Quizvraag
She isn't crazy, ...
A
isn't she?
B
is she?
Slide 9 - Quizvraag
Our cats are outside, ...
A
aren't our cats?
B
aren't they?
Slide 10 - Quizvraag
Mike is a taxi driver, ...
A
isn't he?
B
isn't Mike?
Slide 11 - Quizvraag
School isn't boring, ...
A
isn't it?
B
is it?
Slide 12 - Quizvraag
The pizza will be ready soon, ...
A
will it?
B
won't it?
Slide 13 - Quizvraag
Birds can fly, ...
A
can they?
B
can't they?
Slide 14 - Quizvraag
The truck drove really fast, ...
A
doesn't it?
B
didn't it?
Slide 15 - Quizvraag
Jeremy was hungry, ...
A
isn't he?
B
wasn't he?
Slide 16 - Quizvraag
Zelfstandig werken
- 6.1 alle opdrachten - 6.2 opdracht 1 t/m 9 - 6.3 opdracht 1 t/m 6 + 9 t/m 11 - Klaar en alles groen? Dan mag je iets voor jezelf doen. :)