1. Sociale ongelijkheid en de gevolgen

Verhoudingen 
Piter Jelles !mpulse
@MixedSignalSociety
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingen 
Piter Jelles !mpulse
@MixedSignalSociety

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
  • Wat sociale ongelijkheid.

  • Hoe macht en dwang van elkaar verschillen en hoe ze relateren.

  • Wat gezag is.

  • De tegenpolen samenwerking en conflict te begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland heeft in vergelijking met andere Europese landen
A
Veel inkomensongelijkheid
B
Weinig inkomensongelijkheid

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is niet verkeerd dat er ongelijkheid in de wereld is
A
Eens
B
oneens

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In Nederland is er ...
A
Veel sociale ongelijkheid
B
Weinig sociale ongelijkheid
C
Dat hangt er vanaf met wie je het vergelijkt en waarop je vergelijkt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid:
Sociale ongelijkheid is een situatie waarin verschillen tussen mensen, al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en die leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaarde zaken, van waardering en behandeling.

Slide 7 - Tekstslide

pagina 47

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid:
  • verschillen waar een waardering aan verbonden is
  • sociale ongelijkheid is niet altijd discriminatie

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid en discriminatie:
  • Discriminatie is ongelijke behandeling in gelijke gevallen
  • Niet bij alle vormen van sociale ongelijkheid is sprake van discriminatie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vier soorten sociale ongelijkheid:
Sociale ongelijkheid ontstaat bij een ongelijke verdeling van hulpbronnen:
1. economische hulpbronnen; geld en bezit
2. sociale hulpbronnen;  contacten met mensen
3. symbolische hulpbronnen; status en aanzien
4. politieke hulpbronnen; macht en gezag

Slide 12 - Tekstslide

pagina 49
Sleep de soort sociale ongelijkheid naar de juiste afbeelding.
ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen
ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
ongelijke verdeling van economische hulpbronnen
ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale mobiliteit:
  • jouw plek op de maatschappelijke ladder staat niet vast
  • sociale mobiliteit kan verklaard worden door positie toewijzing of positieverwerving

Slide 14 - Tekstslide

pagina 49
Samenleving:
Gesloten samenleving
  • Een maatschappij waarin mensen nauwelijks of geen kansen hebben om te stijgen op de maatschappelijke ladder.

Open samenleving
  • Een maatschappij waarin mensen kansen hebben om te stijgen op de maatschappelijke ladder.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke ladder:
  • De verdeling van de maatschappij in groepen waartussen sociale ongelijkheid bestaat noemen we sociale stratificatie
  • Het ordenen van de sociale lagen resulteert in de maatschappelijke ladder

Slide 16 - Tekstslide

pagina 49
Wat zie je?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale mobiliteit:
Positietoewijzing:
door maatschappelijke oorzaken komt een persoon of groep op een bepaalde plek terecht.
Positieverwerving:
mensen verwerven hun maatschappelijke positie door eigen toedoen, door hun acties. 
In gesloten samenlevingen is er nauwelijks sprake van sociale mobiliteit. 
In een open samenleving hebben mensen meer kansen om sociaal mobiel te zijn.

Slide 18 - Tekstslide

pagina 50
Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit. Is hier sprake van sociale mobiliteit?
Iris gaat als eerste van haar familie naar de universiteit.
 Is hier sprake van sociale mobiliteit?
A
Nee, het gaat hier niet om sociale mobiliteit
B
Ja, via het proces van positietoewijzing
C
Ja, via het proces van positieverwerving
D
Ja, zowel via het proces van positietoewijzing als van positieverwerving

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Positietoewijzing
Het gaat om maatschappelijke oorzaken die van buitenaf op een persoon of groep inwerken, waardoor een persoon of groep op een bepaalde maatschappelijke positie terechtkomt.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positieverwerving
Hier is sprake van het verkrijgen van een maatschappelijke positie door de eigen bijdrage van een persoon of groep waar iemand toe behoort. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 soorten kapitaal
Kansen worden groter wanneer iemand kapitaal heeft. Er zijn drie soorten:
  • economisch kapitaal; (financieel) bezit of hoog inkomen
  • sociaal kapitaal; connecties, netwerken, etc.
  • cultureel kapitaal; culturele competenties, kennis, houdingen, opvattingen en smaak die passen bij hoge sociale posities

Slide 22 - Tekstslide

pagina 51
Collectieve en private goederen:
Collectieve goederen

Deze goederen zijn non-exclusief:
iedereen mag ervan meegenieten.
vb: schoon water
Private goederen

Deze goederen zijn exclusief:
mensen moeten ervoor betalen. 
vb: een smartphone

Slide 23 - Tekstslide

pagina 52
Oefenen & Huiswerk
Op de volgende slides kun je oefenvragen zien. Maak deze om je goed op je examen voor te bereiden.
Ook het huiswerk staat hier aangegeven.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling > SOCIALE ONGELIJKHEID
Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ONTLEDEN: SOCIALE ONGELIJKHEID
Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OEFENVRAAG
Leg uit dat inkomensongelijkheid een vorm van sociale ongelijkheid is. Gebruik in je uitleg:
- Het kernconcept sociale ongelijkheid (1p)
timer
3:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANTWOORD
Inkomensongelijkheid is een vorm van sociale ongelijkheid, omdat inkomen een schaarse en hooggewaardeerde zaak is. Het verschil in inkomen / Een ongelijke verdeling van inkomen tussen groepen is dus een vorm van sociale ongelijkheid.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale mobiliteit betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VOORBEELD
Er zijn verschillende factoren die de kans op schoolsucces beïnvloeden. Positietoewijzing en positieverwerving spelen hierbij een rol. Hieronder staan twee voorbeelden.

a. Voorschoolse opvang verplicht stellen voor kinderen met een taalachterstand
b. Kennis en vaardigheden van ouders om kinderen op een hoog niveau van onderwijs geplaatst te krijgen.

Leg voor ieder voorbeeld (a en b) uit of er sprake is van positietoewijzing en positieverwerving.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANTWOORD
Bij voorbeeld A is sprake van .... ,  omdat ...

Bij voorbeeld B is sprake van ... , omdat ...

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANTWOORD
Bij voorbeeld A is sprake van positietoewijzing,  omdat het verplicht stellen van opvang verwijst naar een maatschappelijke
oorzaak die van buitenaf de positie van kinderen bepaalt.

Bij voorbeeld B is sprake van positieverwerving, omdat kennis en vaardigheden verwijzen naar de eigen bijdrage van de
groep die de positie van kinderen bepaalt.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Opd. 1 t/m 21
+ Integratieve case

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies