2.4 Basis & Kader

Hoofdstuk 2 Wat voor consument ben jij?
2.4  Wat doe jij voor het milieu?
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Wat voor consument ben jij?
2.4  Wat doe jij voor het milieu?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Herhalen Leerdoelen 2.3
  • Uitleg par. 2.4
  • Zelfstandig aan het werk.
  • Leerdoelen controleren

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen leerdoelen 2.3

Wat weet je nog van .....
  • voordelen en nadelen noemen van het huren of kopen van een huis.
  • uitleggen wat huurtoeslag is.
  • uitleggen wat een hypothecaire lening is.
  • drie voorbeelden noemen van kosten als je een woning huurt of koopt.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 2.4 
  • welke invloed jij als consument hebt op het milieu
  • hoe je de energiekosten voor een gezin berekent
  • met welke maatregelen je het milieu kunt sparen
  • wat maatschappelijke kosten zijn
  • welke vormen van milieuschade er zijn
  • wat er wordt bedoeld met het broeikaseffect

Slide 4 - Tekstslide

Milieuschade
Milieuschade = alle negatieve gevolgen van ons gedrag voor het milieu.
Bijvoorbeeld:
  • vervuiling van lucht, water, bodem
  • verbruik van grondstoffen
  • verbruik van fossiele brandstoffen
  • ontstaan van afval
  • Te veel CO2 (koolstofdioxide) zorgt voor
  • broeikaseffect (= opwarming van de aarde)



Te veel CO2 (koolstofdioxide) zorgt voor
broeikaseffect (= opwarming van de aarde)



Milieuschade
Milieuschade = alle negatieve gevolgen van ons gedrag voor het milieu.
  • vervuiling van lucht, water, bodem
  • verbruik van grondstoffen
  • verbruik van fossiele brandstoffen
  • ontstaan van afval
  • Te veel CO2 (koolstofdioxide) zorgt voor
broeikaseffect (= opwarming van de aarde)

Slide 5 - Tekstslide





Variabele kosten
verbruikskosten (per kilowattuur / m3)
opslag duurzame energie





Vaste kosten
leveringskosten & netbeheerkosten





De energierekening bestaat uit
De energierekening
Energiebelasting en btw

Slide 6 - Tekstslide

Meer schone energie
Overheid stimuleert duurzame energie:
  • subsidies, bijvoorbeeld bij aanschaf warmtepomp
  • lenen tegen lage rente bij energiebesparende aanpassingen
  • btw terugvragen                                                          bij aanschaf zonnepanelen

Slide 7 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten = alle nadelen voor de samenleving van onder andere milieuschade.

Niet alle milieuschade kun je in geld uitdrukken:
  • geluidsoverlast
  • uitlaatgassen
  • verdwijnen natuurgebieden


Maatschappelijke kosten 

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Zelf aan de slag
Ga aan de slag met het maken van de opdrachten
waar je bent gebleven.
Kijk goed naar de vragen die ook terug zijn gezet!!
Suc6 met het maken van de opdrachten.

Slide 10 - Tekstslide

Basis Leerlingen
Opletten bij de uitleg van;
paragraaf 2.4 Wordt alles duurder?


Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen 2.4
  • Wat is koopkracht en waardoor verandert deze?
  • Wat is inflatie en wat zijn de gevolgen daarvan?
  • Wat doet het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)? 

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

  • Je koopkracht hangt af van:
  • *je inkomsten;
  • *de prijzen van de goederen en diensten.

Slide 14 - Tekstslide

Koopkracht
  • inkomen blijft gelijk en de prijzen stijgen, dan daalt je koopkracht. 
  • inkomen stijgt en de prijzen blijven gelijk, dan stijgt je koopkracht.
  • Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 15 - Tekstslide

Inflatie

Slide 16 - Tekstslide

CBS
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • Deflatie
Inflatie:
een algemene stijging van de prijzen
Deflatie:
een algemene daling van de prijzen

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

0

Slide 19 - Video

0

Slide 20 - Video

Verandering in procenten

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld
Procent
100%
Bedrag
3,10
1
3,35
Joris verdiende vorig jaar € 3,10 per uur. Dit jaar verdient hij € 3,35 per uur.                                                                        Bereken met hoeveel % zijn uurloon is gestegen. 
3,10
x 3,35

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Procent
100%
Bedrag
3,10
1
3,35
Wat je onder in de tabel doet.                                      
Delen door 3,10 en vermenigvuldigen met 3,35.
Moet je boven ook doen !!
3,10
x 3,35
100 : 3,10 = 32,2580645 x 3,35 = 108,064516 108,064516 - 100 = 8,06 = 8,1% stijging

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 15 op blz. 54 van je boek Op school zaten vorig jaar 440 leerlingen. Dit jaar is het aantal leerlingen gedaald naar 425. Reken uit met hoeveel % het aantal leerlingen is gedaald. Gebruik de tabel!!

Slide 24 - Open vraag

Formulue
Procentuele verandering berekenen volgens het boek
Stijging of daling 
(Nieuw - oud) : oud x 100%

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeeld
Joris verdiende vorig jaar € 3,10 per uur.  Dit jaar verdient hij € 3,35 per uur.                                                          Bereken met hoeveel % zijn uurloon is gestegen. 
Nieuw   -   oud =           : oud
3,35          3,10 = 0,25  : 3,10 x 100% = 8,1 %

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
Basis en Kader

Slide 27 - Tekstslide

Door inflatie stijgt de koopkracht van geld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 29 - Quizvraag

Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten noemen we ...
A
inflatie
B
deflatie

Slide 30 - Quizvraag

Inflatie is dat geld:
A
Meer waard wordt
B
Minder waard wordt

Slide 31 - Quizvraag