Thema 5 Erfelijkheid - Stambomen les 2

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Een kruisingsschema kunnen invullen en voorspellen hoe de F-generatie er uit gaat zien;
  • Vanuit de fenotypen van een kruising de genotypen achterhalen;
  • Je kunt monohybride kruisingsvraagstukken oplossen met de juiste notatie;
  • Je kunt stambomen lezen en hieruit genotypen afleiden.

Slide 2 - Tekstslide

Fenotype

Homozygoot

Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa

Slide 3 - Sleepvraag

Stappenplan
  1. Schrijf het fenotype van beide ouders op inclusief het geslacht
  2. Schrijf het genotype van beide ouders hieronder
  3. Schrijf de allelen in de geslachtscellen/gameten op
  4. Maak het kruisingsschema
  5. Schrijf onder het schema de verhouding in genotypen op
  6. Schrijf daaronder de verhouding in fenotype
1:1
bruin - wit

Slide 4 - Tekstslide

 Oefenopgave 1

  • Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben? 

  • Maak nu een kruisingsschema

Slide 5 - Tekstslide

Oefenopgave 2
2. Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook.
Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?
A. Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr
B. Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR
C. Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr
D. Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr

Slide 6 - Tekstslide

Oefenopgave 3
Bij de mens is het allel voor een kale kruin dominant over het allel voor normale haargroei. Heterozygote mannen zijn wel kaal, maar heterozygote vrouwen niet. Dit wordt veroorzaakt door de invloed van andere genen. Een bepaalde kale man heeft ouders met een normale haargroei.
Was de vader van deze kale man homo- of heterozygoot voor de eigenschap normale haargroei? En zijn moeder?
A. Vader: homozygoot / Moeder: homozygoot
B. Vader: homozygoot / Moeder: heterozygoot
C. Vader: heterozygoot / Moeder: homozygoot
D. Vader: heterozygoot / Moeder: heterozygoot

Slide 7 - Tekstslide

Oefenopgave 4
Bij de fruitvlieg is het gen voor grijze lichaamskleur (G) dominant over het gen voor zwarte lichaamskleur (g).
Twee vliegen werden gekruist en kregen 158 grijze en 49 zwarte nakomelingen. Wat zijn de genotypen van de ouders?
A: GG en GG
B: Gg en Gg
C: GG en Gg
D: Gg en gg

Slide 8 - Tekstslide

Oefenopgave 2
  • Krullend haar (A) is dominant boven stijl haar (a).
  • Wat is de fenotypeverhouding in de F1 bij de kruising: 
  • P: Aa x aa?

  • Werk deze kruising uit met een kruisingstabel en geef het antwoord op de vraag?

Slide 9 - Tekstslide

Uit de kruising van de bruinharige labrador reu (bb) en de zwartharige labradorteef (BB). ontwikkelen zich twee zwartharige labradors. De dieren in de F1 van deze kruising planten zich onderling voort.

Het genotype van de labradors in de F1 is :
A
BB en Bb
B
Bb
C
Bb en bb
D
BB, Bb en bb

Slide 10 - Quizvraag

Stambomen

Slide 11 - Tekstslide

Stambomen
  • Vierkantjes zijn mannen
  • Cirkels zijn vrouwen
  • Wanneer de cirkel of het vierkant rood is ingekleurd, betekent dit dat het individu een bepaalde eigenschap wél heeft.
  • Een stamboom wordt van boven naar onderen ‘gelezen’.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Genotypen afleiden uit fenotypen in de stamboom
  • 1 Dochter is rood en heeft dus een afwijkend fenotype
  • Wat zegt dit over het genotype van de ouders?
  • Welk genotype moet de dochter hebben?
  • Welke genotypen zouden de andere kinderen kunnen hebben?

Slide 14 - Tekstslide

Uitwerking stamboom
  • Dochter heeft als enige een ander fenotype => dat moet wel homozygoot recessief zijn dus aa
  • Ouders moeten wel drager zijn van het recessieve allel =>  de ouders zijn heterozygoot Aa want ze hebben niet het recessieve fenotype
  • Van de andere kinderen weet je alleen zeker dat ze ten minste 1 dominant allel hebben want ze hebben niet het recessieve fenotype

Slide 15 - Tekstslide

Zie deze stamboom, kan je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 16 - Quizvraag

Zie deze stamboom. Allelen worden aangeduidt met de letter B/b
Kan je hieruit afleiden wat het genotype is van nummer 2?
A
Ja, dat is BB
B
Ja, dat is Bb
C
Ja, dat is bb
D
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Link

Huiswerk
  • Biologie Zelf Doen: vraag 11 & 12.
  • Vragenboekje (les 3, paragraaf 5): vraag 1 t/m 10. 

  • Klaar? Maak P2, biologie zelf doen.

Slide 21 - Tekstslide