Rekenen H2

Vandaag
Kennismaken met elkaar

Uitleg & aan de slag met rekenopdrachten hoofdstuk 2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Kennismaken met elkaar

Uitleg & aan de slag met rekenopdrachten hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Kennismaking
Wie ben jij?

Waar woon je?

Wat zijn je hobby's?

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken in de klas
  • Jassen zijn uit en aan de kapstok;
  • Geen pet op tijdens de les;
  • Mobieltjes zitten in de tas;
  • Heb je een vraag dat steek je je vinger op;
  • Als ik praat zijn jullie stil;

Slide 3 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Het saldo op je bankrekening verandert als je giraal geld ontvangt (de ontvangsten) of uitgeeft (de uitgaven). Je berekent het saldo als volgt:





nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 4 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 5 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60

Slide 6 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +

Slide 7 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +
Uitgaven          (€ 30 + € 64,95 = )    €   94,95  -

Slide 8 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +
Uitgaven          (€ 30 + € 64,95 = )    €   94,95  -
Eindsaldo                                               €  231,15

Slide 9 - Tekstslide

Het bankafschrift van Erik gaf het volgende aan:
Vorig saldo € 65
Nieuw saldo € 25

Is Erik's saldo toegenomen of afgenomen? Met welk bedrag?
A
Toegenomen met € 25
B
Toegenomen met € 90
C
Afgenomen met € 65
D
Afgenomen met € 40

Slide 10 - Quizvraag

Aan het begin van het nieuwe schooljaar heb je nog € 12 op je rekening staan. Je ouders storten €20 zakgeld op jouw bankrekening. De supermarkt waar jij werkt maakt € 15 salaris naar jou over. Voor de aanschaf van nieuwe boeken betaal je € 40 en voor schriften € 4,50.

Bereken het nieuwe saldo op je bankrekening.

Slide 11 - Open vraag

Het oude saldo op de bankrekening van Feline was € 105. Er werd daarna € 500 bijgeschreven. Feline moest € 135 afschrijven voor gas, water en licht rekening en € 482 voor de huur betalen. Daarnaast pinde Feline nog € 30.

Bereken het nieuwe saldo op de bankrekening van Feline.

Slide 12 - Open vraag

Enkelvoudige rente 
Als je geld op je spaarrekening hebt staan, ontvang je van de bank rente. De rente wordt aangegeven in procenten per jaar. Als het geld korter op je spaarrekening staat, krijg je ook minder rente. Het bedrag dat je per jaar aan rente krijgt, bereken je als volgt:
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 13 - Tekstslide

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na één jaar?
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 14 - Tekstslide

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na één jaar?


2 : 100 x € 300 = € 6 aan rente
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 15 - Tekstslide

Vul de ontbrekende bedragen in de tabel in
Spaarbedrag
Rente percentage
Rente na 1 jaar
€ 460
1,3 %
€ 1.350
0,6 %
€ 1.100
0,75 %
€ 8,25
€ 8,10
€ 5,98
€ 17,94
€ 5,40
€ 9,63
€ 14,38
€ 12,40
€ 4,95
€ 16,30

Slide 16 - Sleepvraag

Op de spaarrekening van Remco staat € 850. Van de bank krijg het 2,4 % rente.

Hoeveel rente ontvangt hij na één jaar?

Slide 17 - Open vraag

Hoeveel procent is het?
Bij economie moet je vaak percentages uitrekenen. Bijvoorbeeld om een korting in procenten uit te rekenen of het rentepercentage op een lening. Van een totaal bedrag of aantal moet je dan een gedeelte in procenten uitdrukken. Hieronder zie je hoe dat moet.

De normale prijs van een tas is € 75. Je krijgt € 30 korting. Hoeveel procent is dat? 

Percentage = gevraagd aantal : totaal x 100% 


Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel procent is het?
Bij economie moet je vaak percentages uitrekenen. Bijvoorbeeld om een korting in procenten uit te rekenen of het rentepercentage op een lening. Van een totaal bedrag of aantal moet je dan een gedeelte in procenten uitdrukken. Hieronder zie je hoe dat moet.

De normale prijs van een tas is € 75. Je krijgt € 30 korting. Hoeveel procent is dat? 

Percentage = gevraagd aantal : totaal x 100% 

€ 30 : € 175 x 100% = 40%

Slide 19 - Tekstslide

De normale prijs van een fiets is € 750. Je krijgt € 150 korting. Hoeveel procent is dat?
A
25%
B
15%
C
18%
D
20%

Slide 20 - Quizvraag

Je leent € 250. In totaal betaal je € 275 terug voor deze lening.
Welk bedrag heb je als aflossing van de lening betaald?

Slide 21 - Open vraag

Je leent € 250. In totaal betaal je € 275 terug voor deze lening.
Welk bedrag heb je aan rente betaald voor deze lening?

Slide 22 - Open vraag

Je leent € 250. In totaal betaal je € 275 terug voor deze lening.
Bereken hoeveel procent de rente is van het geleende bedrag.

Slide 23 - Open vraag

Je sluit een lening af van € 8.000. Je wilt deze terugbetalen in 3 jaar. Hoe hoog is de maandtermijn?

Slide 24 - Open vraag

Je sluit een lening af van € 8.000. Je wilt deze terugbetalen in 3 jaar. Hoeveel betaal je in totaal terug in 36 maanden?

Slide 25 - Open vraag

Je sluit een lening af van € 8.000. Je wilt deze terugbetalen in 3 jaar.
Bereken het bedrag dat je na 36 maanden aan rente hebt betaald

Slide 26 - Open vraag