Blok 4 Grammatica

Nederlands
Blok 4     Grammatica

  • Herhalen: zinsdelen benoemen
  • Hoofd- en bijzinnen onderscheiden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Blok 4     Grammatica

  • Herhalen: zinsdelen benoemen
  • Hoofd- en bijzinnen onderscheiden

Slide 1 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je?

Slide 2 - Woordweb

Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Onderwerp
Bestaat uit een of meerdere werkwoorden.
Is het antwoord op de vraag: wie of wat + wwg?
Is het antwoord op de vraag: wie of wat + wwg + ond?
Is het antwoord op de vraag: aan/voor wie + wwg + ond + lv?
Geeft antwoord op vragen als wanneer, waarom, waarheen...

Slide 3 - Sleepvraag


Welk zinsdeel is het dikgedrukte woord?
Vanaf volgende week is dat vaccin tegen corona weer te verkrijgen.
A
persoonsvorm
B
meewerkend voorwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Quizvraag


Welk zinsdeel is het dikgedrukte woord?
Mijn moeder heeft veel bloemen voor haar verjaardag gekregen.
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
persoonsvorm
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag


Welk zinsdeel is het dikgedrukte woord?
Ook na de voorjaarsvakantie blijven de scholen nog dicht.
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Quizvraag


Welk zinsdeel is het dikgedrukte woord?
Waarom duurt die uitleg zo lang?
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdzinnen en bijzinnen
Zinnen met één persoonsvorm heten enkelvoudige zinnen.
Bo zoekt haar paraplu.
pv = zoekt             enkelvoudige zin

Zinnen met meerdere persoonsvormen heten samengestelde zinnen.
Bo zoekt haar paraplu, omdat het buiten hard regent.
pv 1 = zoekt,  pv 2 = regent             samengestelde zin.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Opdrachten

Slide 10 - Tekstslide


Is de dikgedrukte zin een hoofdzin of bijzin?
Jamie spreekt goed Engels, omdat hij uit Australië komt.

Slide 11 - Open vraag


Is de dikgedrukte zin een hoofdzin of bijzin?
Loes zet haar fiets op slot en gaat de winkel binnen.

Slide 12 - Open vraag


Is de dikgedrukte zin een hoofdzin of bijzin?
Loes zet haar fiets op slot en gaat de winkel binnen.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Link

Huiswerk
Maak online Blok 4 Grammatica (4.4 t/m 4.6)

Slide 15 - Tekstslide