Herhaling zinsontleding; wwg, ond, lv, mv, bwb en bvb + nevensch. en ondersch. (bij)zinnen - m3b

Herhaling zinsontleding; wwg, ond, lv, mv, bwb en bvb + nevenschikkende en onderschikkende (bij)zinnen - m3b


Doelen:
*Je kunt een zin in zinsdelen verdelen.
*Je kunt de volgende (delen van) zinsdelen op de juiste manier benoemen: wwg, ond, lv, mv, bwb en bvb.
*Je kunt een hoofd- en bijzin onderscheiden.
*Je kunt onderscheid maken tussen nevenschikkend en onderschikkende zinnen.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling zinsontleding; wwg, ond, lv, mv, bwb en bvb + nevenschikkende en onderschikkende (bij)zinnen - m3b


Doelen:
*Je kunt een zin in zinsdelen verdelen.
*Je kunt de volgende (delen van) zinsdelen op de juiste manier benoemen: wwg, ond, lv, mv, bwb en bvb.
*Je kunt een hoofd- en bijzin onderscheiden.
*Je kunt onderscheid maken tussen nevenschikkend en onderschikkende zinnen.

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan zinsontleding
  1. persoonsvorm (pv; verandert als je de zin in een andere tijd zet)
  2. zinsdeelstrepen
  3. werkwoordelijk gezegde (wwg)
  4. onderwerp (ond)
  5. lijdend voorwerp (lv)
  6. meewerkend voorwerp (mv)
  7. bijwoordelijke bepaling (bwb)
    --------------------------------------------------------------------------------
  8. bijvoeglijke bepaling (bvb)

Slide 2 - Tekstslide

Zet de (onderdelen van) de zinsdelen bij de juiste benaming.
wwg
werkwoordelijk gezegde
ond
onderwerp
lv
lijdend voorwerp
mv
meewerkend voorwerp
bwb
De
jarige
Job
mocht
vanwege
de
Coronacrisis
niet
in
een
restaurant
eten.

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide


Vragen?

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdzin vs. bijzin
Zinnen met één persoonsvorm noem je enkelvoudige zinnen.
Zinnen met meerdere persoonsvormen heten samengestelde zinnen.
Het belangrijkste deel van een samengestelde zin heet de hoofdzin. Dit deel kun je niet zomaar weglaten.
Het andere deel heet de bijzin. Als je de bijzin weglaat, houd je een complete zin over.

Slide 14 - Tekstslide


HOOFDZIN
de pv is het eerste of tweede zinsdeel


Bo zoekt haar paraplu,
pv                       

BIJZIN
de pv staat meestal wat verder naar achteren


omdat het hard regent.
                                 pv

Slide 15 - Tekstslide

Hij zei dat hij meer
dan drie uur getennist had.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 16 - Quizvraag

Het verstand komt met de jaren.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 17 - Quizvraag

Heb jij weleens een pepermunt in een fles cola gedaan?

Dit is een ...
A
samengestelde zin.
B
enkelvoudige zin.

Slide 18 - Quizvraag

Als je dat liever niet doet, hoor ik het wel.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 19 - Quizvraag

HOOFDZIN

- Belangrijkste zin

- Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar

- Je kunt er niks tussen zetten

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik aan het Netflixen was. 
pv = heb, ond = ik

Ik niet heb mijn huiswerk niet gemaakt --> KAN NIET
Dus -> Hoofdzin 

Slide 20 - Tekstslide

BIJZIN

- Kun je vervangen door één woord of helemaal weglaten.

- Persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar óf je kunt er iets tussen zetten. 
Omdat ik aan het Netflixen was, heb ik mijn huiswerk niet gemaakt.
pv = was, ond = ik

Persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar, dus bijzin.

Slide 21 - Tekstslide

Nevenschikkende en onderschikkende (bij)zinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit verschillende zinnen die aan elkaar geplakt zijn.
Dit kunnen een hoofdzin en een bijzin zijn (of een bijzin en een hoofdzin), maar ook twee hoofdzinnen.
Als je twee hoofdzinnen naast elkaar hebt, noem je dat nevenschikkende zinnen.
Als je een hoofdzin en een bijzin verbindt, is de bijzin een onderschikkende bijzin.

Slide 22 - Tekstslide

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, want, maar en of.
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 23 - Tekstslide

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 24 - Quizvraag

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 25 - Quizvraag

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 26 - Quizvraag

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 27 - Quizvraag

Stijn draagt de tas en James loopt met de hond.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 28 - Quizvraag

Omdat mijn vader chagrijnig is, mogen wij niet uit vanavond.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 29 - Quizvraag

Doelen:
*Je kunt een zin in zinsdelen verdelen.
*Je kunt de volgende (delen van) zinsdelen op de juiste manier benoemen: wwg, ond, lv, mv, bwb en bvb.
*Je kunt een hoofd- en bijzin onderscheiden.
*Je kunt onderscheid maken tussen nevenschikkend en onderschikkende zinnen.

Slide 30 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?
Je maakt in de online leeromgeving van grammatica blok 4 opdr. 1 en 2 en van grammatica blok 5 opdr. 3, 4 en 5.

Magister > Leermiddelen > Op niveau, 3 vmbo-gt > Blok 4 > Grammatica > 4.4
Magister > Leermiddelen > Op niveau, 3 vmbo-gt > Blok 5 >
Grammatica > 5.4 en 5.5

Slide 31 - Tekstslide