Overtreffende trap

• Spelling
• Basisschool
• Groep 5

doel:

vergrotende trap

en 

overtreffende trap

Regel: 

vergrotende trap: + er 

overtreffende trap: + st 

Die weg is breed, maar deze weg is.......

1. breder
2. breeder
3. bredder
4. breedst

Mijn opa is oud, maar mijn oma is......

1. oudder
2. ouderst
3. oudst
4. ouder

Dit gebouw is hoog, maar dat gebouw is.......

1. hoogst
2. hogerst
3. hoger
4. hooger

Dit beest is gek, maar dat beest is nog.......

1. geker
2. gekkur
3. gekker
4. gekst

streng - ......................- .................................

klein - ......................... - ..................................

groot - ......................... - ...................................

dik - ......................... - ...................................

graag - .......................... - ...................................

veel - ........................ - ..............................

goed - .....................- .........................

weinig - ............................. - ...................................

Drink je liever koffie of thee?
Ik drink ....................... koffie.

1. graag
2. het liefst
3. liever

Spreek je beter Nederlands of Spaans?
Ik spreek ....................... Spaans.

1. beter
2. het best
3. goed

Wat eet je het liefst?
Ik eet ..................................... rijst.

1. liever
2. het liefst
3. graag

Schrijf een zin met het woord 'groter'.

Schrijf een zin met het woord 'minder'.

Schrijf een zin met het woord 'graag'.

hetismooiweer

Het is mooi weer.

ikzitopeenstoel

wijetenpizzavandaag

gajemeenaardefilm

mijnnaamispeter

ikwooninutrecht

PAUZE 

is de vergrotende en overtreffende trap van goed: goed - goeder - goedst

Nee

Ja

wat is de vergrotende trap van goed?

Andere voorbeelden van woorden die helemaal veranderen:

• goed - beter - best 
• veel - meer - meest
• weinig - minder - minst