Herhaling formuleren 1-4

Lezen
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weekplanning
Formuleren: herhaling hoofdstuk 1 tot en met 4

Formuleren: verbanden tussen zinnen aanbrengen

Repetitie: grammatica hoofdstuk 1 tot en met 3 
Vandaag


Les 2, week 49


Les 3, week 49

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag 
  1. Huiswerk nakijken
  2. Formuleren: herhaling hoofdstuk 1 tot en met 4
  3. Zelf aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Huiswerk nakijken
Waar? 
Bladzijde 122-123

Welke opdracht?
Opdracht 1, 2 en 4





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren: wat hebben we al behandeld? 
- Hoofdstuk 1:  variatie in woordgebruik
- Hoofdstuk 2: variatie in zinsopbouw
- Hoofdstuk 3: voorbeelden gebruiken
- Hoofdstuk 4:  woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen
- Hoofdstuk 5: variëren in zinslengte
- Hoofdstuk 6:  verbanden tussen zinnen aanbrenegn

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling H1 t/m 4 Formuleren

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinsopbouw?

Vanochtend was het koud op de fiets.
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem?
A
Bril-vergrootglas
B
Kaal-haarloos
C
Trui- t-shirt
D
Hal-garage

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen signaalwoord voor een voorbeeld?
A
bijvoorbeeld
B
neem nou
C
en
D
zoals

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staan de woorden die bij elkaar horen, bij elkaar?

Ik vind het stom dat je je zuurverdiende geld aan onnodige dingen die je makkelijk had kunnen missen, hebt uitgegeven.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in zinslengte
Je maakt teksten prettiger leesbaar door verbindingswoorden/signaalwoorden.
Maak zinnen interessanter door ze samen te voegen.

Ties schrijft een tekst over skateboarden. Valentijn schrijft een tekst over pizza.
  • Ties schrijft een tekst over skateboarden en Valentijn een tekst over pizza.

Kies het signaalwoord zorgvuldig!




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variëren in zinslengte
Wissel af tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Enkelvoudige zin: zonder signaalwoord, 1 persoonsvorm
samengestelde zin: signaalwoorden, meerdere persoonsvormen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig of samengesteld?

Hij zegt dat ik lui ben.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig of samengesteld?

Jan loopt met zijn drie vrienden door de dierentuin.
A
enkelvoudig
B
meervoudig

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig of samengesteld?

Mijn neefje zegt dat hij dat ook vindt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Waar? 
Bladzijde 152-153

Welke opdracht?
Opdracht 1 zelfstandig
Opdracht 2 samen





Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies