Start CE26 Homeros Odyssee

Start CE26
 
Homeros Odyssee
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Start CE26
 
Homeros Odyssee

Slide 1 - Tekstslide

Wie is de grote held van de Odyssee?

Slide 2 - Open vraag

Wanneer leefde Homeros?
A
12e eeuw v.C.
B
8e eeuw v.C.
C
4e eeuw v.C.
D
rond het jaar nul

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Waar kwam Homeros vandaan?
A
Smyrna, net als ἀγιος Νικολαος
B
Athene, net als de tragedieschrijvers
C
Troje, daarom schreef hij er zoveel over
D
Ergens in of in de buurt van Klein-Azië

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een epos?
A
Een heldendicht
B
Een nieuwe actie van TNT: e-pos
C
Een oorlogsbeschrijving
D
Een computerspel

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat is bijzonder aan Homeros' taalgebruik?
A
Hij zegt vaak hetzelfde
B
Hij gebruikt verschillende dialecten door elkaar
C
Hij gebruikte soms 'oud-Griekse sttraattaal'
D
Hij geeft mensen en soms ook dingen een soort bijnaam

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is 'orale traditie'?
A
De oude gewoonten van tandartsen
B
Het mondeling doorgeven van verhalen
C
Het hardop bestuderen van oude teksten
D
Het bespreken van teksten

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat is kenmerkend voor Griekse poëzie?
A
Het gebruik van rijm
B
Het gebruik van ritme, metrum
C
Het gebruik van stijlmiddelen
D
Het gebruik van moeilijke woorden

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is 'de homerische kwestie'?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

volgende video: over orale traditie, helemaal interessant maar kijk vooral even vanaf 3.45 en vanaf 10.34 (met muziek!) om mee te maken hoe het is als een echte verteller een epos vertelt! 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Link

Hoe ontstond de Odyssee?
orale traditie (= mondelinge overlevering)
zangers gaven verhalen mondeling door
ἀοιδός: bard/troubadour
professionals: ze kenden (hun versie van) de hele Odyssee (o.i.d) uit hun hoofd
geïnspireerd door de muze (Kalliope)


Slide 23 - Tekstslide

werk in uitvoering
  • start bij Mykeense beschaving
  • vanaf 11e eeuw vC verspreid naar Klein-Azië
  • eerst via het Aeolische dialect (de eilanden)
  • dan via het Ionische dialect (het vasteland)
  • tekst die goed werkte (formule) bleef

dit in de loop van enkele eeuwen!

Slide 24 - Tekstslide

kortom:
  • de epische taal was een kunsttaal
  • samengesteld uit verschillende tijden en verschillende dialecten
  • daardoor soms ook anachronismen
  • maakte gebruik van herhalingen en vaste formuleringen (formules)


Slide 25 - Tekstslide

Wat hoort bij elkaar?
ἀοιδός
Ilion
Klein-Azië
orale traditie
epos
Troje
monde-linge overleve-ring
professionele zanger
Ionisch dialect
helden-dicht

Slide 26 - Sleepvraag

jaarprogramma (G6
(G5 aangepaste versie periode 1,2)
Homeros' Odyssee: Griekse teksten en teksten in vertaling
Cultuur voor de context

600 regels Grieks
658 regels + 4 blz. vertaalde teksten

hard doorwerken: 40 regels per week! (powerpoints)

Slide 27 - Tekstslide

jaarprogramma
  • 40 regels per week vertalen
  • samenvatting syllabus (facultatief)
  • wekelijkse bonusopdrachten
  • 3x SE: elk 25% van je SE cijfer, elk 120 minuten
  • SE1: syllabus + NL + Griekse teksten t/m hst 3 regel 129 (+/-120)
  • SE2: syllabus + NL + Griekse teksten t/m hst 8 regel 490 (+/- 240)
  • SE3: syllabus + NL + Griekse teksten t/m einde pensum (+/- 240)
  • vrijdag 22-5: CE Grieks

Slide 28 - Tekstslide

De examenbundel
- alle verplichte teksten (Grieks en Nederlands)
- alle verplichte cultuur: hst. 18 syllabus; uitgewerkt in boek
- hst 14 antwoorden op de vragen bij de aantekeningen (!)
- hst. 15 proefvertalingen om te oefenen
- hst. 16 taaleigen (specifiek Homeros)
- hst. 17 Stijlmiddelen etc. (vooral herh)
- hst. 19 woordenlijst om niet te gebruiken! <3 woordenboek

Slide 29 - Tekstslide

En dan dus Grieks...
op z'n Homeros!


Slide 30 - Tekstslide

Wat betekent dit concreet
  • Zie ook hoofdstuk 'taaleigen' in het boek!
  • In de tekst bijvoorbeeld: 
  • verschillende dialectvormen naast elkaar
  • namen hadden vaak een vast bijvoeglijk naamwoord (per naamval een andere): het epitheton ornans
  • vanwege het ritme (metri causa) worden sommige vormen aangepast

Slide 31 - Tekstslide

verschillende dialectvormen naast elkaar
Voorbeelden:
gen. ev. van woorden op ος:  οιο i.p.v. ου
gen. ev. van woorden op ης: αο of εω i.p.v. ου
gen. mv. van woorden op ης, α, η: αων of εων  i.p.v. ων
dat. mv. van woorden op ης, α, η: ῃσι(ν) i.p.v. αις
dat. mv. van woorden op ος, ον: οισι(ν) i.p.v. οις
dat. mv. van gem. declinatie: εσσι(ν) i.p.v. σι(ν)

Slide 32 - Tekstslide

epitheton ornans
lett: versierend bijv. nw.  (mv. epitheta ornantia)
vaste combinatie die niet altijd relevant is in de context
formule: bouwsteen voor de dichter
voorbeelden: 
de snelvoetige Achilles
de uilogige Athene
de stralende Odysseus

Slide 33 - Tekstslide

metri causa
  • om een goed ritme in stand te houden:
  • metrische verlenging: ε wordt ει,  ο wordt ου
  • diectasis: uitrekken van een lange klinker: ἕηκε ἧκε
  • vormen met enkele of dubbele medeklinkers: 
  • Ἀχιλῆος naast Ἀχιλλεύς
  • meestal geen augment

Slide 34 - Tekstslide

Een vast bijvoeglijk naamwoord heet:
A
diectasis
B
epitheton ornans
C
metri causa
D
verlenging

Slide 35 - Quizvraag

Het meervoud van epitheton ornans is
A
epitheta ornans
B
epitheton ornantia
C
epitheta ornanta
D
epitheta ornantia

Slide 36 - Quizvraag

Wat hielp de ἀοιδός bij het vertellen/zingen van zijn verhaal?
A
formules
B
berekeningen
C
het encheiridion
D
experimenten

Slide 37 - Quizvraag

En hoe ziet die epische kunsttaal eruit:



Voorbeelden uit het prooimion (de inleiding) 
van de Ilias

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Noteer waar je nog vragen over hebt/ waar je je zorgen om maakt/ waar je naar uitkijkt/wat dan ook bij Grieks!

Slide 49 - Open vraag

En nu: 
zelf aan de slag!
Oefenen, oefenen,
oefenen. 
En dan herhalen, herhalen, herhalen!

Slide 50 - Tekstslide