3.2 en 3.3 Nakijken

opgave 18
a. Coördinaten punt U  zijn:    200 op de x-as, 500 op de y-as en 243 op de z-as
    Dus: (x,y,z) wordt (200,500,243)  
    Let op !! vergeet de haakjes niet
b Punt E ligt op de hoogte lijn van 200 meter, de put zit op 47 m diepte, dus..
    200 - 47 = 153. De coördinaten worden dan ( 800, 500, 153)

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

opgave 18
a. Coördinaten punt U  zijn:    200 op de x-as, 500 op de y-as en 243 op de z-as
    Dus: (x,y,z) wordt (200,500,243)  
    Let op !! vergeet de haakjes niet
b Punt E ligt op de hoogte lijn van 200 meter, de put zit op 47 m diepte, dus..
    200 - 47 = 153. De coördinaten worden dan ( 800, 500, 153)

Slide 1 - Tekstslide

opgave 22
Wat zijn de coördinaten van punt:
Let op! (V,R,O) (voor, rechts, omhoog)
A:   
B:
D:

Slide 2 - Tekstslide

opgave 34
Hoek S = Hoek P, waarom?

Welke hoeken zijn dan ook gelijk?

Slide 3 - Tekstslide

opgave 34
Dus: 
      RST is  gelijkvormig  met        PQR


Slide 4 - Tekstslide

opgave 34
Maak een tabel:

.....RST
.... RPQ

Slide 5 - Tekstslide

opgave 34
Maak een tabel:

.....RST
RS=
ST=
RT=
.... RPQ
PR=
PQ=
QR=

Slide 6 - Tekstslide

opgave 34
Maak een tabel:



Je weet nu ST en PQ, met deze bereken je de vergrotingsfactor.

7,6 : 3,8 = 2

.....RST
RS= ?
ST= 3,8
RT= ?
.... RPQ
PR= 3,1
PQ= 7,6
QR= 4,5

Slide 7 - Tekstslide

opgave 34



7,6 : 3,8 = 2
RS = 3,1 : 2 = 1,55
RT = 4,5 : 2 = 2,25

.....RST
RS= ?
ST= 3,8
RT= ?
.... RPQ
PR= 3,1
PQ= 7,6
QR= 4,5

Slide 8 - Tekstslide

opgave 35


In de      KLM weet je hoek K en zijde LM
Je wilt de schuine zijde weten dus welke formule gebruik je? 

SOS, CAS of TOA?

Slide 9 - Tekstslide

opgave 35


In de      KLM weet je hoek K en zijde LM
Je wilt de schuine zijde weten dus welke formule gebruik je? 

Dus: Sin 20 = LM = 40   ,  hulpregel   3 = 6  
                            KM     KM                                   2

Slide 10 - Tekstslide

opgave 35


In de      KLM weet je hoek K en zijde LM
Je wilt de schuine zijde weten dus welke formule gebruik je? 

Dus: Sin 20 = LM = 40   ,  hulpregel   3 = 6   , je weet de (2) niet
                            KM     KM                                   2
6 : 3 = 2,    dus:    KM = 40 : sin20= 116,95 m

Slide 11 - Tekstslide

opgave 38
Om CE te kunnen berekenen heb ik 

Slide 12 - Tekstslide

opgave 38
Om CE te kunnen berekenen heb ik zijde BC of BE
 nodig!

Welke zijde weet ik en waardoor?


Slide 13 - Tekstslide

opgave 38
In      BCE heb ik hoek C (40) en zijde BC (15 cm)
Welke formule gebruik ik dan?

SOS, CAS of TOA?

Slide 14 - Tekstslide

opgave 38
In      BCE heb ik hoek C (40) en zijde BC (15 cm)
Welke formule gebruik ik dan?

Vanuit hoek C is CE de schuine en BC de aanliggende

Dus Cosinus: cos 40 = BC  = 15       hulpregel gebruiken!
                                                CE     CE

Slide 15 - Tekstslide

opgave 38

Dus Cosinus: cos 40 = 15  
                                               CE

CE = 15 : cos 40 = 19,6 cm (let op, 1 decimale)


Slide 16 - Tekstslide

opgave 39
Wat heb je nodig om de lengte van het meisje te kunnen berekenen?



Slide 17 - Tekstslide

opgave 39
Welke twee zijden weet je om de zonnehoek te kunnen berekenen?

Slide 18 - Tekstslide

opgave 39
Dus TOA!

tan = overstaande rechthoekzijde    = 80
            aanliggende rechthoekzijde       85

shift tan (80:85) = 43
de zonnehoek is dus 43 graden, gebruik deze in de tekening van het meisje.
Welke formule krijg je dan?

Slide 19 - Tekstslide

opgave 39
tan 43 =  lengte
                       175

Welke berekening maak ik nu?



Slide 20 - Tekstslide

opgave 39
tan 43 =  lengte
                       175

Lengte van het meisje = 175 x tan 43 = 163 cm (afronden op helen)


Slide 21 - Tekstslide